Hyla arborea mm 60 jaar lokaal georganiseerde natuurbescherming in W.-Z.-Vlaanderen - deel II Voorzitter Jo Timmers verhaalt uit de historie van 't Duumpje met tekeningen van Awie de Zwart. Wie kan mijn groene vel Rimpelend van angst Beschermen Tussen de stekelige bermen Van bramen Ben ik verlaten Als een juweel van marsepein Wie helpt mij eeuwig en voor even Te overleven. Jan Wolkers Misschien hebt u de verjaardagskalender nog hangen waarop bovenstaand gedicht van Jan Wolkers de voorkant siert? (mei 2006) Is er een betere representant voor 60 jaar natuurbescherming in West Zeeuws- Vlaanderen denkbaar dan de boomkikker? Een belangrijke indicatorsoort als het om de gezondheid van onze natuur gaat en bovendien een soort met een hoge aaibaar heidsfactor, die enorm tot onze verbeelding spreekt. Dit artikel is helemaal gewijd aan Hyla arboreain de loop van de 60 jaar heeft de boomkikker heel wat energie los weten te maken, niet alleen binnen onze vereni ging, maar ook bij tal van andere betrokken organisaties, instellingen en individuen. De krantenkoppen, die ons recentelijk wezen op succesvol herstel van de populaties, zo als: "Boomkikker doet het heel goed" (2015) of nog korter geleden: "Forse toename aantal boomkikkers" (mei 2017), hebben een lange en zorgelijke voorgeschiedenis. Oudere vermeldingen (1956-1976) Onze voorloper De Vogelbeschermings- wacht (1956 tot 1975) was met name gefo cust op vogels. In de verenigingsarchieven over die periode kom je dan ook niets over de boomkikker tegen. Wel stuitje op 2 PZC- krantenknipsels uit 1951 die H. Enkelaar in 1983 uit zijn privé-archief afstond aan het Duumpje-archief. Onder het pseudoniem Barend Zwerfmans schreef B. Walrecht, onderwijzer te Biezelinge, regelmatig een stukje in de PZC over de natuur in Zeeland en dus ook twee keer over de boomkikker. In het eerste stukje, met de subtitel: "Een verrassing uit Spui", meldt Zwerfmans dat er bij hem door een paar jongens een boom kikker bezorgd werd in een leeg "stroop- carton". Daarbij werd ook aan Schoondijke gerefereerd als vindplaats. Naar aanleiding van dit cadeautje doet Zwerfmans wat literatuuronderzoek naar het voorkomen van de boomkikker in Zeeland. In het deel van de Fauna van Nederland over amfibieën worden 2 plaatsen genoemd: Sas van Gent en Groede, die nu dus aangevuld kunnen worden met Spui en Schoondijke. Hij doet een oproep aan de PZC-lezers om vindplaat sen te melden en komt daar vervolgens een maand later op terug. Onder de titel: "De Zeeuwse boomkikker heeft vele vrienden" meldt hij dat de meeste melders "(mport"- mensen zijn. Er is ook commentaar binnen gekomen, dat hij beter had kunnen vragen om 'hagepuutjes' te melden. Aan eerder genoemde plaatsen konden op basis van meldingen als boomkikkerlocaties worden toegevoegd Cadzand, Sluis, Aardenburg, Oostburg, Breskens en St. Anna ter Muiden; er kwam zelfs een melding uit Tholen. Een eerste vermelding in het lijfblad van 't Duumpje is van 1976. Een artikel van dhr. Van Amerongen uit Aardenburg, die een "beestje" in zijn tuin vindt dat hij niet direct kan thuisbrengen. Het beestje weerstond de zwaartekracht en zat tegen het be hang en zelfs tegen het gladde oppervlak van een deur; het klom met behulp van zuignapjes aan de pootjes, zelfs iets naar boven: dat moest wel een boomkikker zijn. Verificatie door dhr. Van Amerongen bij mensen van de lokale plantsoenendienst leverde de bevestiging op: een "aogepuut" of "takpuut". RIN-onderzoek (1978-1983) en 1984: Boomkikkerjaar In 1981 staat er een dringende oproep in het Duumpje aan degenen die wel eens een boomkikker zijn tegengekomen. Zoveel mogelijk gegevens wil men over het kik kertje. De oproep staat in verband met een onderzoek (1978-1983) naar de boomkik ker, dat in West Zeeuws-Vlaanderen wordt uitgevoerd door het RIN (Rijksinstituut voor Natuur). Het doel van het onderzoek is om op basis van eigen observaties en meldingen tot een beheersadvies voor de natuurterreinen te komen om daarmee een zo gunstig mogelijk leefmilieu voor de boomkikker te bewerkstelligen. Twee jaar later is een lang artikel gewijd aan de boomkikker met een uitvoerige algemene beschrijving (incl. voortplanting, leefgebied, wijze van monitoren), die ik hier achterwege laat; we leven tenslotte in het internettijdperk (zie sites van RAVON, Boomkikkerfonds). Ook de bevindingen, die de RIN-onderzoekers Stumpel en Hanekamp op 10 juni 1983 aan een 25-tal Duumpje-leden hebben gepresenteerd, komen uitvoerig aan de orde en zijn samen te vatten als volgt: Nederland vormt de uiterste noordwest grens van het Europese leefgebied van de boomkikker; er komen in Europa verschil lende ondersoorten voor. In Nederland zijn nog 4 leefgebieden: midden-Limburg, Twente/Achterhoek, het zuiden van Noord-Brabant en West Zeeuws-Vlaanderen. In België zijn de leefgebieden zeer gefragmenteerd, ze sluiten meestal wel aan op de genoemde Nederlandse gebieden. Het gaat niet goed: er is sprake van achteruitgang. In vergelijking met andere leefgebieden vormen de aantallen hier in onze streek wel het grootste leefgebied in de Benelux; mogelijk zelfs van Noord west-Europa. Men telde hier 700-800 roe pende mannetjes in 1982 ("zangposten"). Belangrijkste reden voor de terugloop van het aantal: - Omvorming van grasland naar akkerland: het verdwijnen van veedrinkputten en kruidenrijke vegetatie. - Verdwijnen overhoekjes en ruigten. - Afbranden van bermen en slootkanten en onkruidbestrijding zijn funest. - Bacterievuurbestrijding betekent biotoopvernietiging en de aanleg van wandelpaden, wat m.n. in de omgeving van Aardenburg speelt, is ook ongunstig. Voldoende reden dus voor voorzichtigheid en verdere kennisvergaring door onder-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2017 | | pagina 4