i
I
Hommels
%g
T
i ft#
Tafel 52,
V
/tY/r.'d/tii -
Kraueer Ampfer, Kumex cnepus.
ANCSSYRA,
Schapenzuring
Rumex acetosella
Veldzuring
Rumex acetosa
Krulzuring
Rumex crispus
Ridderzuring
Rumex obtusifolio
Tafel 50.
Aa/sutitJ
SrrUraBi-amjfrr
C1I£K UOMEJLtn
Knftuel-Ampfer, Kumex conglomeratUB
Kluwenzuring
Rumex conglomeratus
Bloedzuring
Rumex sanguineus
Moeraszuring
Rumex palustris
Goudzuring
Rumex maritimus
Tafel 68
Waaser-Ampfer, Rnmex hydrolapathum.
Bronnen:
Dit artikel werd eerder geplaatst in de zomereditie van het vereni
gingsblad van Natuurbeschermingsvereniging 'De Steltkluut' en
met toestemming van de auteur overgenomen.
Botanische illustraties:
Alle illustraties komen uit 4 prachtige oude botanische publica
ties. Die zijn nu vrij van auteursrechten omdat de eerste publicatie
dateert van voor 1923 en de illustrator meer dan 70 jaar geleden is
overleden.
Flora Batava (1899 en laatste deel in 1934), met illustraties van Jan
Kops (1765 -1849).
Deutschlands Flora in Abbildungen (1796) met illustraties van Jacob
Sturm (1771 -1848).
Flora Londinensis (1777-1798) met illustraties van William Curtis
(1746-1799).
Nordens Flora (1917) met illustraties van Carl Hansen (1873 -1931).
Waterzuring
Rumex hydrolapathum
Spinaziezuring
Rumex X patientia
Het feit dat hommels er dan wel aaibaar uitzien, maar toch flink kunnen steken,
leidt ertoe dat we ze meestal van enige afstand bekijken. Toch is dat jammer
want Sandra Dobbelaar en Luciën Calle kunnen er veel over vertellen, zoals ze
doen in dit artikel dat eerder in De Steltkluut werd gepubliceerd en ook voor
volwassenen zeer informatief is. Ook de foto's zijn van hun hand.
Voorjaar
Het is nog fris buiten. Uit de wind in het
zonnetje is het best lekker, maar je jas moet
zeker nog aan blijven. Het is nog niet warm
genoeg. De eerste planten bloeien al. De
gele bloemen van klein hoefblad en speen
kruid steken fel aftegen het gras. Een grote
hommel vliegt haastig van de ene plek naar
de andere. Ze zoekt niet naar bloemen,
maar duikt af en toe tussen de planten.
Kruipend tussen de stengels wordt elk
muizenhol en iedere mollengang bekeken.
Is dit misschien een goed plekje om een
nest te bouwen? Nee, toch nog maar even
verder kijken.
Hommels hebben dikke harige lijfjes verge
leken met andere leden van de bijenfamilie.
Hierdoor kunnen ze al vroeg in het voorjaar
uit hun winterverblijf komen om aan de slag
te gaan. Het harige vachtje houdt het insect
warm. Als de hommel niet vliegt, kan hij
zijn vleugels 'in hun vrij' zetten. De spieren
die de vleugels normaal zouden besturen,
kan hij heel snel laten trillen. Het is net als
wanneer je op je plaats staat te rennen. Je
komt niet vooruit, maar je krijgt het wel
lekker warm. De hommel doet hetzelfde. Hij
warmt zich op om te gaan vliegen. Dit doen
hommels ook om de jongen in het nest
warmte te geven, zodat ze beter kunnen
groeien.
Een hommelkoningin heeft een kale plek
onderaan haar lijf. Deze gebruikt ze om
net als een vogel op de eieren te broeden.
De aardhommel maakt haar nest onder de
grond, in een oud muizengat of een mollen
gang. Als het nog erg koud is buiten, heeft
de hommel het in haar nest toch lekker
warm.
Zo kan een aardhommel al vroeg in het jaar
beginnen met het stichten van een volkje.
Maar voordat ze daaraan begint, gaat ze
eerst zorgen dat ze zelf weer energie krijgt.
Ruim vijf maanden heeft ze onder de grond
gezeten en geleefd van haarvetreserves.
In de lente zijn die op. Ze zoekt bloemen
en drinkt nectar en eet stuifmeel om weer
sterk te worden. Daarna gaat ze op zoek
naar een goede plek voor een nest.
Zomer en herfst
Ergens eind april komen dan de eerste
werksters tevoorschijn. Ze zijn veel kleiner
dan de koningin. Ze beginnen tegelijk met
het meehelpen van de verzorging van het
nest en het grootbrengen van alle larven.
De koningin komt vanaf nu steeds minder
vaak buiten het nest. Ze houdt zich vooral
bezig met het leggen van eieren. Omdat de
werksters nu ook meehelpen met het bin
nenbrengen van voedsel, is er veel meer be
schikbaar dan toen de koningin dat alleen
moest doen. Doordat er meer voedsel is,
kunnen de larven beter groeien en worden
de werksters die daaruit geboren worden
steeds groter. Zo halverwege de zomer is
het verschil met de koningin nauwelijks
meer zichtbaar. In de nazomer worden
ook de mannetjes en nieuwe koninginnen
geboren. Nadat de nieuwe koninginnen
hebben gepaard, zwerven ze nog een tijdje
rond, vooral om veel voedsel te kunnen
opnemen. Dan zoeken ze in de herfst een
plekje uit om te kunnen overwinteren, liefst
lekker droog en vorstvrij. Die jonge konin
ginnen zijn de enigen die overwinteren. Alle
andere hommels sterven in de late herfst.
Koekoekshommels
Er zijn ook soorten die zelf geen nest bou
wen, maar een nest van een andere hom
mel inpikken. Dat zijn de koekoekshom
mels. Ze kruipen zo'n nest binnen en
proberen de oude koningin dood te maken.
Als dat lukt, zijn zij de baas over de hele
kolonie. Ze gaan dan zeifeitjes leggen, die
door de werksters van de oude koningin
grootgebracht worden. Deze soorten zijn
dus parasieten, die niet zonder de andere
hommelsoorten kunnen leven. Er zijn wel 5
verschillende soorten koekoekshommels in
onze streek.
De hommels van West Zeeuws- Vlaan
deren
Er zijn 13 soorten hommels die in onze
streek voorkomen, maar de meeste zal je
niet snel zien, omdat ze weinig voorkomen
of zeldzaam zijn (geworden). De verschil
lende soorten herkennen, is niet zo heel
erg moeilijk. Hieronder zullen de meest
algemene soorten worden genoemd en
een foto ervan worden getoond.
Akkerhommel, aardhommel, boomhom
mel, steenhommel en weidehommel zijn
de soorten die het meest voorkomen. De
koekoekshommels zijn al duidelijk minder
algemeen. De tuinhommel, de veenhom-
mel en grashommel lijken de laatste jaren
erg achteruit te zijn gegaan. De moshom
mel lijkt wel uitgestorven te zijn (al zijn
er misschien nog wel populaties die op
Saeftinghe overleven).