Wilgen knotten, over heden
en verleden
Redding Oostburgse
knotwilgen in zicht
Actiegroep
Behoud Wilg'
houdt snoeidag
INITIATIEF VAN GEMEENTE, NIEUW PROJEC1
WÉRKVOORZIÈNINGSSCHAP
EdM
r
Het nieuwe knotseizoen is weer begonnen, maar de start dit jaar is voor 't
Duumpje toch wel bijzonder: na heel wat decennia vond opperknotter Sjaak
Herman de tijd gekomen om de scepter over te dragen aan een nieuwe genera
tie. Een moment om even bij stil te staan.
Onze voorzitter Jo Timmers wijdde in een
viertal afleveringen in dit blad (vanaf lente
2017) aandacht aan ontstaan en evolutie
van onze vereniging sinds de oorspron
kelijke oprichting in 1956. Ondanks ups
en downs gaat het steeds beter met de
vereniging en in 1983 wordt op de alge
mene ledenvergadering een nieuwe struc
tuur vastgelegd met aparte werkgroepen,
waaronder de knotwerkgroep. Maar geknot
werd al veel eerder.
In den beginne was er de biologische werk
groep die op verzoek van gemeentewerken
van de toen nog zelfstandige gemeente
Oostburg in november en december 1957
een viertal knotbomentellingen uitvoerde.
In deze telling werden knotbomen toebe
horend aan waterschap en particulieren
niet meegenomen, want men ging ervan
uit dat deze bomen door de desbetref
fende eigenaren zelf werden onderhouden.
Verder werden alleen bomen genoteerd
waarop een gewaai ('kruin') stond ouder
dan 6 a 7 jaar, dus waar voor behoud van
de boom actie urgent was. Uitblijvend
onderhoud kan er immers toe leiden dat
een flinke storm de boom uiteenscheurt.
Zo'n 2000 knotbomen dreigden zo verloren
te gaan, waarmee brede aandacht gewenst
was.
De biologische werkgroep benoemt in haar
rapport een drietal categorieën:
a."Knotbomen die tamelijk aaneengesloten
langs nog enkele dijken staan; zij kunnen
gezien worden als de relicten in een
gebied, waar ééns iedere dijk beplant was
met knotbomen (historisch);
b.De groep knotbomen die in de zgn.
typisch Cadzandse weilanden staan. Dit is
een weide waar evenredig verdeeld enige
knotbomen staan. Vanwege de rust geven
deze bomen voor veel broedvogels een
aantrekkelijke broedgelegenheid;
c. De laatste groep zijn de her en der staan
de knotbomen op erven, overhoeken,
restanten van vroegere grotere aanplant
enz. Niet meer dan 10 bomen bij elkaar."
Het rapport stelt: "het zwaartepunt van
het beleid inzake de knotbomen zou in
eerste instantie moeten komen te liggen
op de eerstgenoemde categorie, waar de
desbetreffende eigenaren een plantrecht
hebben." Dit plantrecht houdt in dat grond
bezitters het recht hebben om bomen te
planten, te bezitten en te rooien in de berm
van de weg die grenst aan het eigen per
ceel. Het betreft hier een recht dat ontstaan
is in de middeleeuwen en de eigenaar in
staat stelde hout voor eigen gebruik te kun
nen oogsten en eventueel te verhandelen.
In de praktijk bleek echter dat houteigena
ren alleen in actie kwamen als overhangen
de takken de verkeersveiligheid in gevaar
brachten. De economische waarde van het
plantrecht bleek zelden meereen rol te
spelen, alhoewel men de landschappelijke
en esthetische waarde van met knotbomen
omzoomde binnenwegen bleef waarderen.
Om de bomen te kunnen behouden opper
de het rapport een aantal mogelijkheden.
In de eerste plaats hoopte men de eigena
ren over de streep te trekken door het slui
ten van beheersovereenkomsten die voor
iedereen op maat gesneden zouden moe
ten zijn. Een andere, heel wat ingrijpender
mogelijkheid, betrof de aankoop van dijken
door overheids- of particuliere instanties.
Men voorzag dat deze weg nogal wat tijd
zou kosten, terwijl starten met achterstallig
knotwerk geen uitstel duldde. Als tussenop
lossing zag men een taak weggelegd voor
gemeente, waterschap en Staatsbosbeheer
die de urgente klus zouden kunnen klaren
met financiële steun van Rijk en Provincie.
Het rapport sluit af met "Gaarne zijn wij
bereid een en ander toe te lichten, op een
nader te bepalen datum, plaats en tijd"
Helaas had het rapport weinig effect en
vrijwilligers zijn uiteindelijk zelf maar aan
de slag gegaan. In mei 1973 zien we in de
PZC een kleine annonce "Actiegroep 'Be
houd Wilg' houdt snoeidag." Ongeveer 20
knotwilgliefhebbers hebben zich gemeld
en gaan derde paasdag aan de slag bij
toenmalig vormingscentrum Hedenesse.
Met o.a. op middelbare scholen verspreide
stencils werden mensen warm gemaakt een
handje toe te steken.
Het artikel leerde ons verder dat Gemeente
Oostburg zich achter het initiatief schaarde
en "5 zagen en 10 hakmessen beschikbaar
stelt voor aspirant-wilgensnoeiers die niet
in het gelukkige bezit zijn van dergelijk
onmisbaar materiaal. Bovendien zal het col
lege dinsdag aanwezig zijn bij de aanvang
van de activiteiten."
Het is de opmaat tot het gestructureerd
knotten in West Zeeuws-Vlaanderen en in 't
Duumpje van maart/april 1976 lezen we een
verslag van Jan de Zwart over de 3 afgeslo
ten knotseizoenen, dus aansluitend op de
startin mei 1973.
"Gedurende de drie winterseizoenen,
waarin knot-akties gehouden werden, zijn
in totaal 550 knotbomen met een gewaai
van tussen de 7 a 15 jaar gekapt. Het eerste
project waren de knotbomen langs het
Grote Gat te Oostburg, waarna volgden
knotbomen rond een weiland in de Veer-
hoekpolder, de Oude Zeedijk te Zuidzande,
Boerenverdriet bij IJzendijke, de dijk langs
de Kasteelpolder te Sluis, een groepje knot
bomen bij het Grote Gat te Sint Kruis en een
groepje wilgen langs de Goodvlietskreek
bij Aardenburg. Bij de knot-
akties waren gemiddeld tien mensen per
dag present. Veelal waren het de jongere
mensen die hier aktief aan deel namen.
Vooral in het begin de leerlingen van de
Technische School te Oostburg, de Scouting
groep te Oostburg, leerlingen van St. Eloy
en Koningin Wilhelmina Lyceum/.Het
belangrijkste van al dit werk is geweest, dat
de overheid en particulieren meer belang
stelling kregen voor de knotbomen. Op
diverse plaatsen ziet men meer en meer,
dat er bomen gesnoeid worden en de
gemeente Oostburg zal in het seizoen 1977
zeker daadwerkelijk wat aan de knotbomen
kunnen doen. Van onze kant zouden we
willen voorstellen nog eens rond de tafel
te gaan zitten. Wat een jaar of vier geleden
niet lukte op Hedenesse, zou nu toch kans
van slagen kunnen hebben. Zeker nu de mi
nisters van Landbouw en CRM het éénmalig
knotten van wilgen wegens achterstallig
onderhoud zullen subsidiëren. Op initiatief
van de gemeente, in samenwerking met de
biologische werkgroep zou een bespreking
kunnen worden georganiseerd met het Wa
terschap Het Vrije van Sluis, de landbouw
organisaties, Staatsbosbeheer en andere
gemeentes. Over kosten van onderhoud,
aantallen bomen, concentraties van bomen
e.d. is op het ogenblik genoeg materiaal
voorhanden om een goed overzicht te krij
gen, zodat serieus 'geboomd' kan worden
over de knotbomen.
Het is het begin van een periode waarin
vrijwilligers in de streek aan de slag gaan
om achterstallig onderhoud aan knotwilgen
en knotpopulieren te verrichten. Ook de
PZC zet zich meermalen in voor de goede
zaak en er verschijnen uitgebreide artkelen
met koppen als 'Knotten voor knotwilgen
kwestie van overleven' (februari 1975) en
"Proefproject 'wilgen knotten' gemeente
Oostburg is geslaagd" (november 1975). In
het laatste artikel meldt Jan de Zwart dat
men ook de gemeenten Sluis en Aarden
burg wil benaderen om in hun werkgebied
aan de slag te kunnen. Wel moet nog een
oplossing gevonden worden voor de kosten
die het huren van een flinke versnipperaar
met zich meebrengt. Als dat voor rekening
zou komen van de particulier, vormde dat
misschien een belemmering, net nu men
een beetje op stoom begon te komen.
Een mogelijkheid bleef het gewaai niet te
versnipperen, maar het slechts in stukken te
zagen en door vrijwilligers te laten vervoe
ren.
In het PZC - artikel lezen we dat de biologi
sche werkgroep het voorafgaande jaar zo'n
60 knotbomen van het gewaai ontdaan
had, maar afgezet tegen de 2000 stuks in
het eerder genoemde rapport, moet er nog
veel werk verzet worden om de achterstand
weg te werken.
En ook dode bomen hebben hun waarde.
Die worden nogal eens verwijderd maar
onder het motto van "weg met die troep,
gebeurt dat wel eens te vlug" zegt Jan. De
werkgroep inventariseerde namelijk ook
steenuilen, die graag nestelen in dode knot
bomen met veel holtes.
Kort hierop diende zich een kopér aan die
alle hout wilde afnemen als 'meterhout' (op
1 meter gezaagd hout). Het werd verkocht
per 20 a 30 ton tegelijk, waarmee het knot
werk niet langer verlieslatend was, maar
zelfs de kassa van de club liet rinkelen. Niet
temin bleef het zorgelijk dat er veel meer
knotbomen waren dan jaarlijks door de
vrijwilligers bijgehouden konden worden.
Jan de Zwart spreekt de hoop uit dat Staats
bosbeheer een actiever rol wil vervullen in
deze ons omringende natuur.
De biologische werkgroep is, als voorgan-