eiland geboren zijn, zeer vele malen aan elkaar verwant zijn. Dit wil
niet zeggen dat ze daardoor een bepaald herkenbaar type zijn geworden,
verschillend van andere Nederlanders.
De stelling van Geijl (18) dat de bewoners van Zuid- en Noordbevel and,
Tholen, het oosten van Walcheren en Oost-Zeeuwsvlaanderen kleiner
zijn en bredere schedels hebben terwijl bovendien bruine ogen en haren
veelvuldiger voorkomen dan elders in de Nederlanden, hetgeen hij dan
verklaart uit een Keltische of zelfs pre-Keltische afstammeling, kan ik
althans voor zover Noordbeveland daarbij betrokken wordt, maar moei
lijk onderschrijven.
Onderzoekingen op middeleeuwse kerkhoven hebben inderdaad een vrij
groot percentage breedschedeligheid aangetoond (19).
Waar wij echter op het Noordbeveland van na 1598 te maken hebben met
een geheel nieuwe bevolking, afkomstig uit alle windstreken, kan men
toch maar moeilijk meer aankomen met de oorspronkelijke middel
eeuwse bewoners als voorouders.
We moesten het er maar op houden dacht ik, dat de Noordbevelanders
qua ras echt niet verschillen van andere Nederlanders.
Ze komen net als schooljongens, honden en leugens, voor in alle moge
lijke variaties.
NOTEN
1. Anna van Egmond, gravin van Buren, "de rijkste erfgename in de
Nederlanden". Haar grootvader Flo ris van Egmond, graaf van Bu
ren erfde van zijn zuster Catharina, weduwe van Frank van Borse-
len van Kortgene de uitgebreide bezittingen van het geslacht van
Borselen van Cortgene op Noordbeveland.
2. Archief Waterschap Noordbeveland. Inv.nr.l.
3. "De Colijnsplaete ofte de plaete voor Colijns", zo genoemd in een
brief van Karei V van 12 december 1517, was in 1488 door diens
grootvader Maximiliaan I in diens kwaliteit als regent (1482-1494)
in de Nederlanden voor zijn minderjarige zoon Philips de Schoone
in leen uitgegeven aan Floris van Borselen van Cortgene voor 20
schellingen vlaams per jaar. Bij zijn meerderjarigheid herriep
Philips alle giften en concessies die zijn vader gedurende zijn
(Philips) minderjarigheid had gedaan. Floris' zoon Frank verzocht
aan Karei V vernieuwing van het octooi destijds aan zijn vader ver
leend en kreeg inderdaad de Colijnsplaete terug doch de erfpacht
canon werd verviervoudigd. Zou echter het schor worden bedijkt
dan moest inplaats van de erfpacht zes grooten vlaams per jaar
worden betaald voor elk gemet bedijkt land. Copie van de originele
brief in het gemeentearchief van Goes (Handschriftenverz. nr. 156)
98