Graaf van Buren, Floris van Egmond, erfgenaam van de Van Borsseles, destijds één der meest belanghebbenden in het Noordbevelands polder gebied, gaf met vele eilandbewoners de noodzaak te kennen tot verster king van de waterkering. Ofschoon men aanvankelijk de benodigde gelden niet wist op te brengen was men begin 1530 toch met een verbeterings plan - een vierjarenplan - begonnen. Maar in het najaar van 1530 kwam de bovengenoemde ramp. Pogingen tot herdijking, althans van een deel der overstroomde gebie den in de omgeving van Kortgene en Kats, werden teniet gedaan door de noordwesterstorm van 2 november 1532. Die storm was één van de z.g. "tandemvloeden", die we meermalen in de historie tegenkomen, een grote stormvloed wordt n.l. binnen een of twee jaar vaak gevolgd door een andere zware stormvloed. De pas herstelde dijken van de vooraf gaande stormramp kunnen dan dikwijls gemakkelijker worden aangetast dan een dijklichaam dat zich al vele jaren heeft kunnen zetten. Ook de bekende ramp van februari 1953 werd gevolgd door een stormvloed van betekenis in december 1954, die overigens een beperkte schade aan de dijken heeft teweeggebracht. Ondanks de ondergang in 1530/32 is het Noordbevelandse poldergebied één van de meest welvarende landbouwstreken van Nederland geworden. De zee had genomen, maar gaf ook weer terug; door de vele jaren lang durende eb- en vloedbeweging op de overstroomde akkers, werden nieuwe sliblagen afgezet, want de eerste herdijking (de Oud Noordbeve- landpolder) werd pas in 1598 gerealiseerd. De eerste exploitanten van de overstroomde gronden waren, de "stelle- naars", of tewel de herders, die er wel heil in zagen om met hun kud den schapen de pacht van de schorren op te brengen en daarbij een broodwinning over te houden. Het is b.v. bekend dat in 1549 "van den binnendijcxlande" van Noordbeveland voor de eerste maal pacht is ont vangen. Het lag voor de hand dat de hoog gelegen punten op de schorren door de stellenaars werden benut om daar hun z. g. "stellen" op te werpen en dat was dikwijls ter plaatse van vroegere bewoning. Menige "stelle" is in de "drijvende" periode (1530 - 1598) van Noord-Beveland als verza melplaats voor de schapen ingericht. Dat inrichten bestond dan in hoofdzaak uit het aanleggen van drinkplaatsen, die door een omkading tegen het buitenwater werden beschermd. Op de kaartreproduktie in figuur 2 zijn enkele stellen terug te vinden; ter plaatse van sommige stellen zijn naderhand boerderijen gebouwd. We noemen de stellen: Oosthouck (boerderij Veldzicht), Cleyenborch (Landlust), Cowecappien (dichtbij boerderij Hoge Weide), Witte Keete (in de buurt van Rusthoeve), Jongendishouck (Landbouwlust)alle gelegen in de huidige Oud Noord- Bevelandpolder. De stelle Colinsplate vertoont, wat haar ligging betreft frappante overeenkomst met de plaats van de tegenwoordige korenmolen "De Oude Molen" ten oosten van Colijnsplaat, daterende uit 1598 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 104