124 dat er verder iets gebeurde. Volgens het handschrift kreeg hij geduren de deze dagen veel bezoek, in het bijzonder van de "papisten1', die hem "zoetjens" verzorgden. Advocaat Martinus Caesar en procureur Marinus Pietersz. Synouts- kercke, broer van Jan, beiden klaarblijkelijk katholiek, wilden de paap gratis helpen om een actie voor zijn vrijlating te ontketenen. Zij hiel pen de monnik een rekest aan de magistraat op te stellen. In dit rekest (vermoedelijk op 9 of 10 augustus geschreven, een bij het handschrift gevoegd authentiek handschrift van dit rekest was op 12 augustus geda teerd), verzocht de paap zijn vrijlating, of ten minste, dat de zaak tegen hem zo spoedig mogelijk voor de vierschaar zou worden gebracht. Hij zou, zo zei hij, gegrepen zijn omdat men hem schuldig achtte vol gens de plakkaten tegen de katholieke geestelijkheid. Maar het ging in die plakkaten over monniken en priesters die actief pastoraal werk deden. Dat was toch zeker niet op hem van toepassing. Integendeel, volgens het kerkelijk recht mocht hij zelfs niet gerekend worden onder monniken en klerken, daar hij zonder verlof van zijn oversten was weggelopen en zijn regel had verlaten, verklaarde de monnik. Op 10 augustus werd door burgemeester en schepenen besloten dit re kest in handen te stellen van Mr. Jan van Baerland en van de sergeant Jaecq. Dit lezen we althans in een afschrift van dit besluit dat bij het handschrift was gevoegd. In de resoluties van burgemeester en sche penen is echter onder laatstgenoemde datum niets te vinden. Volgens een tweede bemerking in genoemd handschrift, was Mr. Jan van Baerland ter vergadering van burgemeester en schepenen versche nen en verklaarde daar, dat hij de gevangene had ondervraagd en hem niet schuldig had bevonden. Hij kon, wat hem betrof, gerust vrij gela ten worden. Ook naar aanleiding van een tweede rekest door de paap aan de magistraat gezonden, meende de baljuw, dat de gevangene wel ontslagen kon worden. Hij werd echter door Ds. Vlasman van dit voor nemen afgehouden. Deze meende namelijk dat hij, Vlasman, eerst nog eens over de hele zaak gehoord diende te worden. Dit werd toegestaan, waarna Vlasman zijn bezwaren tegen vrijlating in de vier hierna volgende punten uiteen zette 1. De man is zonder paspoort het land binnen gekomen, dus is hij volgens de plakkaten een onvrij persoon. 2. In een reiswagen zittend, toen hij vanuit Sluis in Vlissingen in Zeeland aankwam, heeft hij aan zijn medepassagiers bekend ge maakt, dat hij een paap was. Hij nam toen van zijn reisgezellen geen geld aan, omdat naar zijn zeggen zijn orde hem dit niet toe stond. 3. In Goes aangekomen is hij regelrecht naar het huis van "papisten" gegaan, waardoor men argwaan heeft gekregen. Toen hij gevat werd, probeerde hij er zich nog uit te redden door uitvluchten te verzinnen, doch uiteindelijk gaf hij toe een paap te zijn. Onderweg

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 126