naar de baljuw verscheurde hij een brief die,naar een van de sche penen later verklaarde, bestemd was voor Mr. Jan van Baerland. De inhoud van die brief zou bezwarend voor hem zijn geweest. In het bijzijn van de baljuw begon de monnik wat bij te draaien, door te zeggen wat hem allemaal mishaagde in de roomse leer. Maar gevangen zijnde is hij dan toch maar te rade gegaan bij "papisten11 met name bij zijn advocaat. 4. Uit dat alles blijkt duidelijk, dat hij een paap is. Hij is door de "papisten" verzorgd, ze bezochten hem, gaven hem te eten, spra ken loffelijk over hem en wilden voor hem pleiten, alsof het hun eigen zaak betrof. Kortom, hij is hier in Goes in strijd met de plakkaten. Volgens de schrijver van het handschrift moeten burgemeester en sche penen van Goes weinig aandacht aan het betoog van de predikant ge schonken hebben. Wel vonden ze goed, dat Vlasman de paap zou onder vragen, onder voorwaarde, dat drie leden van het college bij het ver hoor zouden aanwezig zijn. Wat hiervan het resultaat geweest is, kon niet achterhaald worden. Omdat Ds. Vlasman op de duur toch ook in een moeilijk parket geraakte, raadden enkele van zijn kennissen hem aan een advocaat of procureur te nemen om zijn zaak te behartigen, dit vanwege de eer van zijn ambt, en ook omdat hij de gewoonten van het procederen niet zo goed kende. Maar Vlasman "vont hem hyer verlegen". Hij meende, dat er in Goes geen bekwame advocaten en procureurs waren0 De voornaamsten en besten onder hen waren allen "paeps", behalve één die hem wel geschikt leek, maar die heulde weer met de baljuw. Daarom voelde hij zich genood zaakt zelf zijn zaak te bepleiten. Na het ondervragen van de paap verscheen Vlasman weer voor de magi straat. Het handschrift verwijst hier naar de "Maandagsche rolle" van civiele zaken van de stad Goes. Voor wat het jaar 1636 betreft is deze "rolle" niet meer aanwezig. (12) De predikant schijnt ook een eis gesteld te hebben in deze zaak, wantwe lezen, dat tijdens het verhoor enkele leden van de magistraat naar vo ren brachten, dat het Ds. Vlasman niet vrij stond te eisen. Alleen de graaf of de officieren mochten in criminele zaken een eis stellen. Toch besloot het college, dat de dominee als eiser kon worden toegelaten.Hij moest zich evenwel onthouden van het stellen van een criminele eis. Over dit besluit werd Ds. Vlasman zo opgewonden, dat hij bepaalde niet mis te verstane, ja zelfs onverantwoorde uitlatingen richtte aan het adres van de magistraat. Als opponent kreeg hij de procureur van de paap, Marinus Synoutsker - cke, bijgestaan door de advocaat Caesar. Deze laatste beweerde, dat volgens het Romeinse recht, met goed gevolg geëist kon worden, datDs. Vlasman ook gevangen gezet werd en wel zolang totdat aan zijn eis in rechte zou voldaan zijn. De antwoorden van Ds. Vlasman en de magi- 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 127