straat op deze opmerking zijn niet bewaard gebleven en zullen wellicht vervat geweest zijn in de niet meer bestaande "Maandagsche rolle". Het is niet waarschijnlijk, dat de schepenen op de suggestie van Caesar zijn ingegaan. Tijdens dit proces en wel op 25 augustus was een groep gereformeer den en katholieken samengekomen op het stadhuis om de gebeurtenissen te volgen. Hieruit ontstond vanzelfsprekend een rumoer en omdat er nu moeilijkheden dreigden te ontstaan, begon de classis van Zuid-Beveland zich ook in deze zaak te bemoeien. Uit collegialiteit en voorzeker ook tot bijstand aan Ds. Vlasman, benoemde de classis uit haar midden twee gedeputeerden, n.l. Abraham Happart en Elias Morris, om samen met Vlasman voor de magistraat te verschijnen. Zij legden mondelinge en schriftelijke verklaringen af voor het college van burgemeesters en schepenen. Een verslag is hiervan niet meer aanwezig. We weten wel, dat de secretaris van Goes, van Stapelen, mondeling hun betoog heeft beantwoord en wel heel "soetelyck ende vryendelijck". Maar twee dagen later stuurde de magistraat een schriftelijke appostille of beschikking aan de classis, die heel wat harder moet zijn aangekomen, dan de woorden van van Stapelen. Hoewel de beschikking niet meer aanwezig is, kennen we wel de globale inhoud, zoals uit het verder verloop van het verhaal zal blijken. Wegens drukke werkzaamheden beantwoordde de classis voorlopig de appostille van de magistraat niet. Procureur Synoutskercke werd blijkbaar wat ongeduldig, want hij verzocht op 7 september de magi straat nu eindelijk eens een uitspraak in deze zaak te doen. Het college van burgemeesters en schepenen voelde zich kennelijk niet erg op haar gemak en aarzelde een beslissing te nemen. De Goese ge deputeerden ter Statenvergadering, de heren Mesouck, Eversdijck en secretaris van Stapelen, kregen opdracht in Middelburg een en ander te gaan uiteen zetten en de mening van de heren Staten te horen op de vraag of personen, als verlopen monniken enz. die het land van de koning van Spanje wensten te verlaten om hier hun vrijheid te zoeken, ook onder de plakkaten tegen de roomse geestelijken begrepen waren. (13) Voordat nu de afgevaardigden naar de vergadering van de Staten gingen, zijn zij eerst nog naar de baljuw geweest om hem te vermanen en hem op zijn plicht in deze zaak te wijzen, maar zonder resultaat, "hij bleef evenwel denselven dien hij was". Ze gingen ook nog naar Mr. David van der Nisse, die meerdere malen burgemeester van Goes, en één van de hoofdfiguren geweest was in de zaak Lansbergen (zie inleiding). Daar hoorden de gedeputeerden, dat de monnik bij familie van van der Nisse was geweest en daar ook geen geld had willen aannemen, omdat naar zijn zeggen, zijn orde dat niet toestond. Dit zou volgens de schrijver van het handschrift eens te meer een aanwijzing zijn geweest, dat de paap zich nogwel degelijk beschouwde als een volgzaam lid van zijn orde. 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 128