kinderen zouden dus zeer goed kunnen dateren uit de tijd kort voor ongeveer 1200, als we aannemen dat de bewoning op de onderzochte plaats in het genoemde dorp continu is geweest". (B.R.O.B. 1957-1958). Rioleringswerk FotoR.O.B. in de Jachthuisstraat Algemeen overzicht van de bodemgesteldheid in het onderzochte gebied Overzien we de bodemgesteldheid van het onderzochte gebied dan zien we dat ook hier de vorming van de bodem niet continu is verlopen, maar dat perioden van rust en perioden waarin de zee aan invloed won elkaar afwisselden. De ondergrond bestaat voor het grootste gedeelte uit een min of meer dik veenpakket, het subboriale veen. De vorming van dit veen ving 2200 jr. voor Chr. aan en ging gestaag door tot enige eeuwen voor het begin van onze jaartelling. Voor de ondergrond van Kloetinge geldt dat de veenvorming zelfs doorging tot op het eind van de 3e eeuw na Chr. De geulen gevormd door de "Pre-Romeinse of Duinkerke-I-M transgres siefase bleven juist ten zuiden van het dorp. Daar waar het veen niet door latere geulvormingen is opgeruimd, komt het vrij ondiep in de bodem voor, 1 m. - N. A. P. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 12