"Hij hadde de vreese in 't lijf soo 't scheen". Hij wilde naar Calais en
dat werd goed gevonden. Tot Heinkenszand werd hij begeleid door
stadsdienaars en vandaar ging hij in gezelschap van een katholiek naar
Borssele. Tot het laatste toe, aldus het handschrift was de paap in het
gezelschap van "papisten" geweest en gedurende zijn verblijf in Goes
had hij zelfs niet getaald naar contact met gereformeerden, laat staan
met predikanten, niettegenstaande hij in zijn bekentenis verklaard had,
dat hij om der religie wille was overgekomen, of om ten minste, naar
het woord van de apostel, "alles te proeven".
Ds. Vlasman protesteerde in eerste instantie. De magistraat besloot
hem in zoverre gratie te verlenen, dat de onkosten, die hij zou moeten
voldoen, uit de stadsmiddelen zouden worden betaald, "opdat het im
mers niet al te veel en soude schillen". (18) De schrijver van het hand
schrift verzucht, na de beledigingen Ds. Vlasman aangedaan te hebben
genoemd: "Want der Heeren gratie ende gunst en is geen erfdeel".
De houding van advocaat Caesar na het proces tekent het karakter van
deze man. Hij verontschuldigde zich tegenover Ds. Vlasman, dat hij zo
zijn best gedaan had voor de monnik. Hij bood aan, als het nodig mocht
zijn, ook voor hem en zijn collegae te pleiten. Ook zei hij zich niet
meer te zullen bemoeien met zaken waarbij priesters betrokken zijn.
Het zou anders weieens kunnen gebeuren dat hij daarmee zoveel werk
te doen zou krijgen dat er voor andere zaken geen tijd meer over zou
schieten.
Na dit proces heerste er onder een groot deel van de bevolking van Goes
de mening dat papen voortaan weinig te vrezen zouden hebben in hun
stad. Nu er één schaap (paap) over de dam is, zo meende men, zouden
er wel meer volgen.
Het spreekt vanzelf dat, hoewel het proces tegen de monnik geëindigd
was, de zaak voor de classis nog niet was afgedaan. Haar actie richtte
zich nu tegen de Staten van Zeeland.
Het verhaal van de gevangenneming en het proces van de monnik eindigt
met een serie eisen gericht aan de Staten van Zeeland. Eveneens vinden
we zo'n serie eisen op een apart stuk dat bij de katern is gevoegd. Het
lijkt er op dat deze twee series gediend hebben als voorontwerpen voor
een vertoog dat de classis van plan was aan de Staten aan te bieden.
Deze eisen zijn in zeer scherpe bewoordingen vervat. De algemene te
neur is wel dat de classis zich diep beledigd en verontwaardigd voelde.
Het zou te ver voeren deze punten in extenso weer te geven. De meeste
opmerkingen komen later terug in de eigenlijke remonstrantie. Enkele
punten willen we hier toch vermelden omdat deze naderhand niet meer
worden herhaald.
Zo vond men dat de Staten hun eigen resoluties en plakkaten niet seri
eus namen want volgens een resolutie van 1621 moesten alle "papisten"
uit de regeringen geweerd worden. Maar in Goes was een van de twee
130