Alleen ter plaatse van de dorpsterp is het door het grote gewicht van de
bovenliggende lagen 50 cm ingeklonken.
Doordat het onderzoek niet dieper heeft plaatsgehad dan de bovenkant
van het genoemde veen, weten we niet of de aanwezige afzettingen van
Calais waarop het veen rust ook zijn nagezakt.
Omstreeks 275 a 300 jr. na Chr. wordt de zee ook in ons gebied woeli
ger, de Duinkerke-II- transgressiefase doet zijn entree. Vanuit kleine
re en grotere geulen wordt het veen overspoeld, en wordt een zanderige
afzetting gevormd, waarin aanvankelijk de plantengroei doorgaat, al
zullen ten gevolge van het zoute water de zoutminnende planten wel zijn
gaan overheersen.
Hoewel wij dit niet hebben onderzocht, wijzen andere onderzoekingen
(Ovaa e. a.) wel in die richting. Later is in wat rustiger water het ge
heel afgedekt door een laag vrij zware zavel 25% afsl.) waarop in het
laatste deel van genoemde transgressiefase een 10 a 15 cm dikke laag
zware klei is afgezet.
Wanneer omstreeks de 10e eeuw ons gebied weer door grote overstro
mingen geteisterd wordt, komt op de genoemde zware klei een afzetting
die vrij zandig begint doch later overgaat in zavel. Laatstgenoemde
overstroming is vermoedelijk de laatste geweest voordat de mens op
het geheel zijn invloed trachtte uit te oefenen. In alle volgende zeeaf
zettingen vinden wij potscherven en/of verdronken humuslagen.
Geschiedenis van de bewoning
Ongetwijfeld was het aantal mensen dat zich omstreeks die tijd in het
uitgestrekte schorrengebied waagde niet groot.
Op een diepte van 4 m. onder het huidige maaiveld vonden we direkt
op de zeeafzetting een 10 cm dikke humuslaag welke was afgedekt door
de bovengenoemde afzetting uit het laatste van de 10e of het begin van
de lle eeuw.
Dr. Dekker verbindt aan deze mededeling in zijn dissertatie over Zuid-
Beveland de konklusie dat Kloetinge vanaf de 10e eeuw zou zijn bewoond.
Zover zouden we niet willen gaan; de gevonden gegevens zijn daarvoor
veel te summier. Te denken valt veel eerder aan een tijdelijke verblijf
plaats van schaapherders, die gekomen van Walcheren of Noord-Beve
land tijdens de zomermaanden hun kudden weiden op de schorren om in
het najaar weer terug te trekken naar veiliger oorden.
We mogen aannemen dat deze mensen zich onderkomens gebouwd heb
ben van het materiaal dat zij aantroffen. We hebben in de rioolsleuven
helaas niets teruggevonden. Ook de omvang van de bewoningsplaats was
niet uitgestrekt: ongeveer 50 m. in doorsnee. Opmerkelijk is dat ook in
de buurt van de vliedberg sporen aangetroffen werden van een dergelijke
bewoningsplaats welke eveneens direct op de zeeafzetting lag. Door
vergravingen ten behoeve van het opwerpen van de vliedberg was deze
vrijwel geheel verstoord, zodat een nadere datering als vermoedelijk
11