begin lle eeuw onmogelijk was.
Als in de eerste helft van de lle eeuw het land herhaaldelijk wordt
overstroomd, schijnen de omstandigheden ook in de buurt van onze be-
woningsplaatsen zoveel verslechterd te zijn dat door het opwerpen van
een 1 m. hoge heuvel een bescherming wordt gezocht. Het is niet on
mogelijk dat deze verhoging in eerste aanleg werd uitgevoerd als een
ringwal, zie overzichtskaart. In die tijd een gebruikelijke konstruktie.
(Vergelijk de vliedberg bij Abbekinderen onderzocht door Ir. J. A.Trim-
pe Burger, B.R. O. B. 1957-1958).
Aanleiding tot deze veronderstelling is dat waar de rioleringssleuf deze
vermoedelijke ringwal doorsneed, een fraaie plaggenstruktuur zicht
baar was, terwijl daarbinnen het geheel was opgevuld met zand, mest
en huisafval. Binnen deze ringwal zullen ook de verblijven van mensen
dier hun plaats gevonden hebben. Waarschijnlijk eenvoudige bouwsels
van houten palen, waarin met rijshout en klei wanden werden aange
bracht. Het geheel gedekt met een stevig rieten dak.
In 1973 waren we in de gelegenheid om binnen de ringwal een kleine
opgraving te verrichten. Hoewel we enkele bewoningslagen afgewisseld
met ophogingslagen doorsneden tot op de ongestoorde zeeafzetting, had
den we geen geluk en troffen we in onze kleine put geen resten van
vroegere bebouwing.
Buiten bovengenoemde ringwal werden in de loop van de jaren dikke
mestlagen gedeponeerd, die de terp een vrij grote doorsnede gaven.
Onder of in deze mestlagen hebben wij geen overblijfselen van woningen
of stallen aangetroffen, zodat we moeten aannemen dat deze een vrij
kleine kern zijn blijven vormen, vermoedelijk gegroepeerd rondom een
kleine, mogelijk houten kerk. Het is niet onmogelijk dat er naar het
oosten een kleine uitbreiding plaats vond. Iets oostelijk van de dorps
kern werd in diezelfde periode een verhoging opgeworpen waarop even
eens werd gewoond. Opmerkelijk is wel dat rond de terp van Kloetinge
dikke mestlagen zijn gedeponeerd, doch dat hiervan rond de bewonings-
plaats ten oosten van het dorp geen sprake is* ze werd integendeel om
ringd door een vrij brede gracht. Mogelijk moeten we deze woonheuvels
in de buurt van een nederzetting zien als woonplaatsen van de eigenaar
van het gebied rondom. In dit geval dus één van de Heren van Clotinge.
Waarschijnlijk heeft er een zwaar geconstruëerde brug gelegen recht
streeks vanaf de begane grond aan de buitenzijde van de gracht naar
een vrij hoog punt (mogelijk zelfs de top) van de berg. Van een wand
tapijt uit de lle eeuw (het z. g. Tapijt van Bayeux) kennen we een der
gelijke woonheuvel met op de top een houten gebouw. Duidelijk herken
baar is de trap welke vanaf de begane grond naar de top van de berg
loopt. Na 1250 worden de vrij lage woonheuvels, de z. g.n. kernheu
vels, een flink stuk verhoogd, wel tot 10 a 12 m. en wordt op de top een
stenen gebouw geplaatst.
Ook in de top van de Kloetingse vliedberg komt steenpuin voor, zodat
ook hier een gebouw aanwezig geweest zal zijn. Later werd dan meestal
12