19
"Land, of voor een gedeelte van de Zee moet rekenen. Daer heeft het
"ellendig Volk hoog opgewaeide heuvelen, of Bergkens met handen ge-
"maekt,na de hoogste Vloeden die Sij ondervonden hebben: varende
"lieden gelijk, terwijl d'omringende wateren alles bedekken: maar als
"de gene die Schipbreuk geleden hebben, wanneer die weder zijn afgeloo-
"pen.
We kregen tijdens ons onderzoek de indruk dat het omringende gebied
toen een kortere of langere tijd onder invloed van de zee is gebleven.
Ook de in de loop der jaren ontstane terp werd heftig door de golven
aangevallen, zo zelfs dat de in een wijde kring gelegen mestlagen over
spoelden. De terp zelf werd met spoed 60 a 70 cm opgehoogd. Aan de
zuidkant werd een bescherming aangebracht van rijshout en palen, die
we bij de opril nog gedeeltelijk intakt terugvonden.
Mogelijk was ook de zware dwarsbalk en de rij houten paaltjes in de
Jachthuis straat een soortgelijke versteviging. De lager gelegen delen
overstroomden geheel. Mogelijk ontstond ook in deze tijd een kreek, die
later dienst deed als het haventje van Kloetinge. Een overblijfsel hier
van is thans de fraaie vate. De geul zelf was zeer duidelijk waarneem
baar ingeslepen in de vroege mestlagen.
Min of meer aansluitend bij de dwarsbalk in de Jachthuisstraat vonden
we een groot aantal rolstenen, waarvan de herkomst en gebruik eigen
lijk nog vrij duister zijn. We vinden ze meestal in oude lagen, mogelijk
werden ze in Kloetinge gebruikt om een straatje te leggen naar de in
gang van de vliedberg. Onder het oude dorpscafé is ook (hoewel op een
veel hoger niveau) een straatje aanwezig van soortgelijke keien.
Waarschijnlijk zijn door de overstromingen de watèrputten onbruikbaar
geworden, en werd op de top van de terp een nieuwe drinkput gemaakt,
welke pas na lange tijd, we denken aan de 16e - of 17e eeuw, vervangen
werd door de huidige vate.
Ook de vliedberg werd, zoals we konden konstateren, +75 cm hoger
gemaakt.
Na het rustiger worden van de zee brak vanaf het eind van de 13e eeuw
een meer welvarende tijd aan. Men begon aan de bouw van een stenen
kerk, terwijl in de 14e eeuw waarschijnlijk ook het kasteel Ravenstein
ontstond waarover Dr. Ab. Utrecht Dresselhuis omstreeks 1830 in zijn
"Wandelingen door Zuid en Noord-Beveland" schreef: "Ginds, ten N.
van het dorp, lag weleer een kasteel, doch daar de oude Heren van
Kloetinge, reeds in de 14e eeuw uitstierven, en de heerlijkheid nu eerst
in handen der van Borssele's van Vere, in 1487 weder in die der van
Brederode's overging, werd niet veel ter verfraaiing van hetzelve aan
gewend. Voor ruim ene eeuw is het afgebroken".
Opmerkelijk is dat Smallegange in zijn "Nieuwe Cronijk van Zeeland"
uitgegeven in 1696 te Middelburg wel schrijft over het geheel vervallen
stamslot van zijn familie (Nieuwe Cronijk blz. 732), doch met geen
woord rept over Ravenstein. We moeten daarom aannemen dat het toen