VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT Een kroniek over de misdaad op de Bevelanden in de 16e en 17e eeuw door L. J. Abelmann. Aan de hand van archiefstukken worden hierin de doopcelen gelicht van hen die als misdadiger en vagebond in handen van het gerecht vielen. I. Van de aanrander en de hond, of de geschiedenis van een rechtsvervolging met hindernissen. Dinsdag 11 juli 1553, marktdag in Goes. Volop zomer dus veel mensen op de been. In de rumoerige drukte van deze wekelijkse markt valt het haast niet op dat de dienaars van de Goese baljuw een gevangene naar het stadhuis brengen. Niemand kent de jonge kerel die kennelijk vlak van te voren in een achterstraatje door de baljuw is aangehouden. De gevangene, een zekere Jan Cos wordt opgesloten in de gevangenis in de toren van het stadhuis. In de loop van de ochtend wordt hij met twee an dere gevangenen, Jan Maillenado, een Spanjaard, en Willem Janszoon uit Antwerpen, voorgeleid bij de vierschaar. Deze vierschaar of rechtbank werd gevormd door de twee burgemees- teren en de negen schepenen van Goes. Na een korte ondervraging wor den de drie gevangenen aan de baljuw overgeleverd om een scherp ver hoor te ondergaan. Bepalen we ons nu verder tot de lotgevallen van Jan Cos. Volgens diens eigen verklaring is hij ongeveer 23 jaar oud en geboren in Noordwelle op het eiland Schouwen. Zijn geboortejaar zal dus 1530 of 1531 zijn. Uit het verdere beloop van zijn berechting zal nog blijken dat hij een broer Marinus had, die eveneens op het verkeerde pad was geraakt. We schrijven donderdag 13 juli als in de vroege morgen Jan Cos naar de pijnbank wordt gebracht om een scherp verhoor te ondergaan. Dit verhoor heeft de gewenste resultaten. Nog dezelfde dag legt hij een be kentenis af voor de leden van de vierschaar. In de neergeschreven aan hef van zijn confessie staat uitdrukkelijk dat hij deze aflegt, ongebonden en zonder banden van ijzer. Dus niet onder dwang maar geheel uit vrije wil, zij het dan met het spookbeeld van de pijnbank nog vers in zijn ge heugen. Jan Cos begint dan zijn bekentenis met een eerste wandaad. Samen met Marinus, zijn broer, en Francke Pierszoon alsmede Karstiaen Jans zoon is hij zwervend op het eiland Tholen aangeland en heeft met geweld getracht bij een boer, onder Poortvliet, onderdak voor zichzelf en zijn kornuiten te krijgen. De boer bleef weigeren en stuurde iemand naar de baljuw van Poortvliet om hulp. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 27