Deze baljuw, Dirck van den Werve, liet zijn dienaren aantreden en ging op weg. Erg ver behoefde hij niet te gaan. Jan en zijn kornuiten waren inmiddels in het dorpje Poortvliet aangekomen en liepen de baljuw en zijn dienaren recht in de armen. Er ontstond een gevecht waarin de baljuw werd gewond en zijn hoed en stootdegen hem ontnomen werden. De dienaren van Dirck van den Werve sloegen op de vlucht en de bende van Jan Cos trok ongehinderd verder. De volgende euvele daad die hij bekende speelde zich af in Voirtrappen op Zuid-Beveland. Bij een van de boerderijen daar vroeg hij om eten. Hierop werd hem door de dochter des huizes een stuk brood en wat bo ter gegeven. Jan vond dit te karig en legde het onder het uiten van be dreigingen op de bank voor het huis en ging weg. Zijn derde en laatste bekentenis zou hem bijzonder zwaar worden aan gerekend. Wat had Jan te vertellen Welnu, tijdens de Ovezandse ommegang van dat jaar was hij in de loop van de ochtend aangekomen bij de boerenhoeve van Jan Danckerts, ge legen in de Cruiningepolder. Dit eerste bezoek was een verkenning van het terrein want in de namiddag keert Jan weer terug naar deze woning. De deur stond aan en Jan ging naar binnen, daar zag hij de nog jonge vrouw van Jan Danckerts met de baby al slapend bij de haard. De wak ker geworden vrouw vroeg hij om eten. De vrouw geschrokken en zich bedreigd voelend haalt brood en kaas uit de kast en zette dit Jan voor. Deze echter bedacht zich en duwde het voedsel van zich af en eiste geld. Nu vond de vrouw de moed om te weigeren. Jan gooide het toen over een andere boeg. Al direct bij het binnenkomen was hij onder de indruk gekomen van de knappe verschijning van de vrouw. Nu eiste hij van haar dat zij hem ter wille zou zijn. Hierop ontstond een vechtpartij. Op de hulpkreten van de vrouw kwam daarop de hond naar binnen gerend. Hij vloog op Jan af en wist hem diens dolk uit de hand te bijten. De hond klemde de dolk in zijn bek en vluchtte ermee eerst onder de bank, dan onder de tafel. Jan wilde dan met alle geweld zijn dolk terug hebben en kroop de hond ach terna. Hij liet echter de vrouw niet los en sleepte haar dan bij haar haar langs de haard naar de tafel. Het lukte Jan de dolk uit de bek van de hond los te wrikken. Maar door het woedende verweer van de hond raakte hij door het dolle heen. Hij zou en moest het dier overhoop steken. De hond zag het gevaar en rende luid blaffend het huis uit. Jan krabbel de overeind en zette de achtervolging in. Buiten gekomen zag hij hoe de hond zich rap uit de voeten maakte en hoorde tegelijkertijd hoe de deur van het huis werd dichtgesmeten en op de grendel werd gedaan. Hoe Jan ook dreigde en trachtte deze deur in te trappen, de vrouw deed niet meer open. Tenslotte droop hij af na een laatste bedreiging aan het adres van de vrouw geschreeuwd te hebben. Hij zal zeker terugkomen, maar nu met tien of twaalf man en haar de handen en voeten binden. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 28