terug was kon hij voor vier of vijf schellingen eten kopen. Maar zo ver
was het nog lang niet.
Terwijl de baljuw het kerkhof voortdurend door drie man liet bewaken,
schreef hij twee uitvoerige brieven. De eerste aan deken en provisor
van Reimerswaal en de ander aan de Rekenkamer van Holland.
Ook nu gaat Jan Cleewertsz, weer in opdracht van de baljuw op reis.
Hij reist in twee dagen op en neer naar Reimerswaal en daarna is hij
nog eens vier dagen onderweg van de rekenkamer in den Haag.
In de brief aan de Deken van Reimerswaal vraagt de baljuw toestem
ming om Jan gewapenderhand van het kerkhof te mogen halen. Aan de
rekenkamer in Holland vraagt hij advies hoe hij eventueel op een ande
re wijze kan handelen.
Het antwoord van de Deken van Reimerswaal komt binnen.
De brief van de deken en provisor van Reimerswaal is gedateerd
"Saterdaechs naer onser Vrouwen Assumptio", dit is 18 augustus en
werd de dag daarna - op 19 augustus - bij de baljuw bezorgd. Uit de
verdere gang van zaken op en rond het kerkhof zal blijken dat deze
brief min of meer als mosterd na de maaltijd is gekomen. Toch is het
van belang te weten welk advies de provisor van Reimerswaal de bal
juw geeft.
Hij begint met te stellen dat het zomaar gevangen nemen van Jan Cos
op het kerkhof - de brief spreekt van 't gewijde" - niet mogelijk is.
De bisschop van Utrecht, is zoals bekend, gemakkelijk ontsticht bij
een dergelijk eigenmachtig optreden. De provisor geeft dan in overwe
ging - indien de misdaden van Jan Cos werkelijk groot zijn - hem op
een stille avond of vroege morgen van het kerkhof te halen. Dit onder
de uitdrukkelijke voorwaarde dat er geen bloed mag vloeien. Ook mag
dit alleen tijdens de periode dat de Goese jaarmarkt wordt gehouden.
Als dan ondertussen geen nadere goedkeuring gekomen is, moet Jan na
het beëindigen van de Goese jaarmarkt weer ongedeerd op het kerkhof
worden teruggebracht. De provisor zal ondertussen de zaak bij het bis
dom om nader advies voordragen. Wel wordt nog voor alle zekerheid
de baljuw aangeraden van een eventueel gevangen nemen van de ver
dachte een akte te doen opmaken voor notaris en pastoor van Goes.
Ook wordt een bode naar Brussel gezonden om in de vorm van een re
kest aan de Koning toestemming te vragen. Het is een reis met succes.
De bode komt terug met een gezegeld stuk waarin toestemming wordt
gegeven het kerkhof te betreden.
Om de kerkelijke autoriteiten niet te passeren besluit de baljuw de
stadsbode Joest Uamszoon naar Reimerswaal te zenden om dit stuk aan
de Deken te laten lezen. Ook deze reis duurt weer twee dagen.
Ondertussen is op het kerkhof de stand van zaken ongewijzigd. Jan op
het kerkhof en de baljuw en zijn drie dienaren buiten. Toch zal Jan wel
via enkele burgers te horen hebben gekregen dat de toestemming uit
28