Brussel binnen was. Hij wacht tenminste niet af totdat de bode uit Reimerswaal terug is. In de nacht van 8 augustus, nadat hij dus ruim twee weken op het kerkhof had gezeten, weet hij te ontkomen. Vrij snel wordt dit ontdekt en de achtervolging ingezet. Hij wordt ergens in een stille polder van Zuid-Beveland door de dienaren van de baljuw in de kraag gepakt en triomfantelijk naar Goes teruggebracht. Mogen we nu veronderstellen dat het uitspreken van het vonnis en de berechting nog een kwestie van dagen zou zijn, dan vergissen we ons. Nu is het een groot heer die protesteert tegen de gang van zaken. Jeronimus Sandelin, rentmeester van Bewesterschelde. Deze stelt vast dat Jan Cos gevangen werd genomen in zijn jurisdictie en dus zijn ge vangene was. De leden van de vierschaar van Goes hebben nu geen enkele behoefte meer om langer te wachten. Jan Cos wordt ter dood veroordeeld. Aan gezien de stad Goes geen eigen beul of scherprechter rijk was, werd de scherprechter van Zierikzee ontboden. Deze komt dan inderdaad naar Goes om het vonnis te voltrekken. Maar dan komt er opnieuw een kink in de kabel. De rentmeester Jeronimus Sandelin laat weten dat het vonnis niet vol trokken mag worden. De rentmeester heeft zich waarschijnlijk beroe pen op de Grote Raad te Mechelen. In ieder geval kon de scherprechter onverrichter zake weer terug naar Zierikzee en bleef Jan in de gevan genis achter. De baljuw wendt zich nu tot de Grote Raad te Mechelen en bij schrijven van 18 december 1553 doet deze uitspraak. De vierschaar van Goes mag Jan Cos vonnissen en doen berechten. Hierop komt de vierschaar bijeen en besluit nu definitief dat Jan Cos op 20 januari 1554 gerecht zal worden met het zwaard, zijn hoofd van het lichaam geslagen en hem daardoor te brengen van leven tot de dood. Nu verloopt alles zonder uitstel. Misschien wel gelukkig voor Jan Cos zelf, die niet langer in de pijnlijke onzekerheid behoeft te blijven, wordt hij op de vroege morgen van een koude winterdag naar buiten gebracht. Het vonnis wordt hem nog eens voorgelezen en dan doet de scherprechter snel zijn werk. Het samengestroomde volk keert naar huis of zijn werk terug. De zaak is voorgoed afgesloten. Nauwkeurig noteert dan de baljuw in zijn rekening dat Jan Cos "den tijt van hondert ende negentseventich daghen" gevangen heeft gelegen, hier bij niet geteld de 14 dagen die Jan op het kerkhof heeft doorgebracht. Het gerechtsprotocol besluit met de mededeling dat "ende is hem het aerdrijck gegonnen zijnde begraven int vreemde of gasthuyskerkhof". B ronnen Rechterlijk Archief Goes: Inv. Lasonder no. 1571 fol. 63r en 113r-113v; Inv. Lasonder no. 2037 fol. 54r-54v; acte van notaris Cornelis Janss. Mels dd. 15-2-1564 en Rijks Archief Zeeland: Rekeningen Fruindnv. no. 552 fol. 6r-7v en 21v-24r. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 31