en klei tot afzetting gekomen die we tezamen de "Afzettingen van Calais" noemen. De dikte ervan is door de relatief hoge ligging van het Basis veen en het dekzand betrekkelijk gering gebleven (afb. 1). Zowel aan de oost- als aan de westzijde van de doorsnede van afbeelding 1 ontbreekt de Afzetting van Calais geheel. Aan de oostzijde is dit een gevolg van uitschuring tijdens latere overstromingen. Aan de westzijde is de ver breiding gestuit tegen een met veen overgroeide dekzandrug. Het veen was in die tijd nog niet samengeperst en lag plaatselijk boven de toen heersende vloedstanden. Bewoning. De Afzettingen can Calais zijn aan de bovenzijde veelal zwaar en slap, behalve langs de hoger gelegen oevers van kreken. Deze zijn lichter en vaster en daardoor beter begaanbaar. Op enkele plaatsen in het westen van ons land was hierop in de Jonge steentijd bewoning. De opgravingen onder Hekelingen (eiland Putten) en bij Vlaardingen le veren het bewijs, dat de mens daar ongeveer 2000 v. Chr. bij enige re gressie van de zee zonder kustverdediging kon wonen op een niveau dat thans 2 a 3 m. beneden NAP ligt (Modderman, 1953; Glasbergen e.a. 1961). Ook ter plaatse van de Borsselepolder kan bewoning zijn voorge komen, hoewel daarvan tot nu toe geen sporen zijn ontdekt. 5. Hollandveen Ontstaan. Het slikken- en schorrenlandschap veranderde, toen zich langs de kust een duinenrij vormde die het erachter gelegen slikken- en schorrenlandschap grotendeels van de zee afsloot. Stagnatie van de waterafvoer en verzoeting door regen- en rivierwater schiepen opnieuw een ideale toestand voor het ontstaan van moerassen en de vorming van veen. Ontwikkelden zich aanvankelijk op uitgebreide schaal riet- en biezen velden, deze moesten na verloop van tijd het veld ruimen voor een ve getatie die aan de voeding minder eisen stelde, zoals bijvoorbeeld zeggegezelschappen, waterdrieblad en wat armelijk bos. Tenslotte moesten ook deze het afleggen en een nog minder eisen stellende vege tatie van o.a. heide, wollegras, rotsbes en mos kreeg de overhand. Ook in dit veen werd stuifmeel van verschillende boomsoorten aange troffen. De voornaamste waren hazelaar, els, berk, den, iep en beuk. Verder werden veel sporen en stuifmeelkorrels gevonden van o.a. mos, heide, gras en biezen en bovenin het veenpakket ook van weegbree, brandnetel, ganzevoet en zuring. Uit de, met het klimaat samenhangen de, veranderingen van de bosvegetatie kon worden afgeleid, dat de veengroei omstreeks het einde van het Atlanticum of begin Subboreaal is begonnen en heeft geduurd tot in het Subatlanticum. Het Hollandveen is dus grotendeels van subboreale ouderdom (tabel 1). De ouderdom van de bovenkant van dit veen werd in 1960 met de 14^-methode vastgesteld 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 37