op 2365 50 jaar (GRO 2139), hetgeen neerkomt op een be eindiging van de veenontwikkeling omstreeks 400 v. Chr. Het Hollandveen ligt nu begraven onder de klei van latere overstromin gen en is door de druk van die klei sterk samengeperst (afb. 1). Bewoning. In het bovenste gedeelte van het veen zijn, zoals hiervoor reeds vermeld, stuifmeelkorrels van zuring, brandnetel en weegbree aangetroffen. Dit zijn planten die op cultuurinvloed wijzen. Vooral de veelvuldig aangetroffen stuifmeelkorrels van weegbree zijn een indica tie voor betreding en beweiding van het veengebied. Of er ook akker bouw (graanteelt) bedreven is, kon niet duidelijk worden vastgesteld. De grootste concentratie van (Preromeinse en Romeinse) bewonings- resten vinden we langs de kust, o.a. op Walcheren en Schouwen. Ech ter ook landinwaarts zijn Romeinse bewoningsresten aangetroffen, (afb. 2). Deze liggen dan in de nabijheid van waterlopen. Een normaal wegenstelsel ontbrak in dit uitgestrekte veengebied, waardoor een wa terweg onmisbaar was. Deze schiep bovendien de mogelijkheid tot af watering. B Borsselepolder x Vindplaatsen Romeinse bewoningsresten op Zuid-Beveland ^econstructie van het voornaamste geulensysteem Afbeelding 2. Vindplaatsen van Romeinse bewoningsresten op Zuid- Beveland en reconstructie van de Romeinse getijdegeul, die tijdens de Duinkerke I- en Duinkerke II-transgressie in Midden Zeeland is ontstaan 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 38