brak de zee door de duinen en ontstonden op beperkte schaal kreken in het veengebied. De oude stroom, die in afbeelding 2 met een arcering is aangegeven, zal toen zijn gevormd of zich sterk hebben uitgebreid. Vooral in de buurt van de getijdekreken vond opslibbing plaats. Na een tijdelijke regressie van de zee, van iets voor tot-een paar eeuw en na de jaartelling, volgde de Duinkerke Il-transgressie (250 - 800 na Chr.De eerder genoemde stroom groeide toen uit tot een machtige ge tijdegeul met een wijd vertakt krekensysteem, dat het grootste deel van het Zuid-Bevelandse gebied bedekte. Het had een overheersend aandeel in het ontstaan van de onafzienbare schorren en slikken waaruit het Oudland van Zuid-Beveland is gevormd. Middelland. Na een periode van betrekkelijke rust tussen 800 en 900 na Chr. volgde de Duinkerke III-transgressie (900 - 1200 na Chr.) Hierbij ontstond het Middelland. Enerzijds was er enige afbraak van het bestaande land en anderzijds opslibbing. De opslibbing vond veelal via het krekensysteem van het Oudland plaats. Wat de Borsselepolder betreft, kwam volgens het verloop van de kreek ruggen de aanvoer van het water in hoofdzaak vanuit het noordwesten (afb.3). Het krekensysteem dat via aftakkingen van de grote stroomgeul in dit gebied was ontstaan, werd gevoed vanuit de Oosterschelde. De Westerschelde had toen nog geen betekenis. Het karakteristieke landschap van kreekrug- en poelgronden bleef be houden tot de overstromingen van 1530 en 1532. Tot die tijd vormde dit gebied landschappelijk één systeem met de streek van Coudorpe en Elle- woutsdijk. Bewoning van het Oud- en Middelland. Woonde er eerst een enkele herder in het Zeeuwse Oud- en Middelland, weldra nam de bevolkingsgroei toe maar ook weer de invloed van de zee. Gaf de vloed van 1014 de eerste stoot tot bedijking en tot ophoging van de woonsteden, de vloed van 1134 vormde de aanleiding tot het sys tematisch opwerpen van ringdijken (Dekker, 1971). Deze bedijkingen hadden een defensief karakter; ze werden uitgevoerd ter bescherming van have en goed tegen de opdringende zee. Ook de eerste bedijking van Borssele dateert waarschijnlijk uit de 12e eeuw. Als woonplaats koos men de kreekruggen, omdat zij het hoogst lagen en het best begaanbaar waren. De gronden op deze ruggen leenden zich uitstekend voor bouwland en voor het telen van fruit in de huisweide bij de boerderij. In tegenstelling tot de lage poelgronden hebben de kreek- ruggronden ook zoet (wel)water in de ondergrond. Dit was, zeker in vroeger dagen, een eerste levensbehoefte voor mens en dier. De zandi ge en schelp rijke bodem, een relict van de oorspronkelijke kreken, ge bruikte men als pad. De kronkelende weggetjes in het Oudland zijnhier- 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 41