Kortgene, rentmeester van Holland en Zeeland. Na de kinderloze dood
van deze in 1431 viel de heerlijkheid weer aan de grafelijkheid terug.
Gravin Jacoba verhief de heerlijkheid tot baronie en verkocht deze in
hetzelfde jaar op dezelfde voorwaarden als Philips die had bezeten aan
de gebroeders Boudewijn en Floris van Borssele van Souburg. Deze
stierven kort daarop zonder nakomelingen. Zodoende viel het leen weer
aan de grafelijkheid terug. Bij overdracht van het gebied van Hollanden
Zeeland door Jacoba van Beieren aan Philips van Bourgondië ontving zij
enige steden, landen, tollen enz. in leen ter voorziening in haar onder
houd. Daarbij behoorde ook het eiland Borssele (3). Jacoba gaf op haar
beurt aan Frank van Borssele de heerlijkheid Borssele bewesten de
Vijfzode in lijftocht. Daar hij geen kinderen had vroeg hij in 1452 aan
Philips de Goede, hertog van Bourgondië, de gunst om de baronie Bors
sele (een kwaad leen zoals wij gezien hebben) bij gunst te mogen verza
ken aan wie hij wilde. Hertog Philips stemde toe, maar dit voorrecht
kwam heer Frank op de betaling van 3575 gulden te staan.
Frank van Borssele bestemde het voor Jasper van Culemborg, een ach
terneef van zijn zusterszijde. In 1501 werd Jasper's dochter Elisabeth
van Culemborg ermee beleend met speciaal grafelijk octrooi. Zij schonk
het echter in 1514 aan haar tweede echtgenoot Anthonie van Lalaing,
graaf van Hoogstraten. Deze zou er weinig plezier aan beleven: ten ge
volge van de stormvloed van 5 november 1530 ging de heerlijkheid bijna
geheel verloren.
Nu was het verleden van Borssele altijd al zorgelijk geweest. De in het
Westeinde van Borssele liggende zes parochies behartigden oorspron
kelijk elk voor zich hun eigen waterschapszaken. De zes parochies wa
ren in 1375 geïnundeerd en door het botsen van plaatselijke en particu
liere belangen mislukten de pogingen tot herdijking. Pas de gemeenma-
king van de lasten in 1377 met het oog zowel op de herdijking als op het
onderhoud van de dijken in de toekomst, kon West-Borssele redden van
de ondergang. Hoewel in de oorkonde van 17 maart 1377, waarbij graaf
Albrecht de lasten van dijkonderhoud en afwatering voor de zes paro
chies van Borssele bewesten de Vijfzode uniform maakte, niet van de
instelling van een gemeenschappelijk dijkbestuur gesproken wordt, ligt
het voor de hand dat de gemeenschappelijke herdijking ook onder ge
meenschappelijke leiding heeft plaats gevonden. Aan de andere kant
mogen wij aannemen dat vóór de herdijking en dus ook vóór de inundatie
van 1375 van een gemeenschappelijke leiding nog geen sprake was, ge
tuige het prevaleren van plaatselijke belangen. Het dijkbestuur moet in
ieder geval vóór 1396 zijn ingesteld, want op 25 november van dat jaar
kreeg een dijkgraaf van Bewesten de Vijfzode, Hendrik Jansz. van
Steelvliet, grafelijke commissie als zodanig (4).
Van die tijd af vormden de zes parochies dus tezamen één grote dijkage
bekend onder de naam van Borssele bewesten de vijfzode, n.l.bewesten
47