één van de binnendijken met een kruinbreedte van vijf zoden, welke
oudtijds het eiland Borssele in vakken verdeelden. Uit de bedijking van
de drie eilanden Borssele-Oudelande-Baarland door één gemeenschap
pelijke ringdijk vloeide immers de mogelijkheid van een gemeenschap
pelijke inundatie voort in het geval dat de ringdijk het zou begeven. Uit
de welen en de allerminst rechte ligging van b.v. de westdijk van Hoe-
dekenskerke mag men opmaken dat dit laatste meer dan eens heeft
plaats gevonden. Vermoedelijk heeft ook de regeling van dé afwatering
meegespeeld bij de beslissing het grote eiland door binnendijken in
kleinere stukken te verdelen, die elk afzonderlijk afwaterden, terwijl
voorkomende inundaties zouden kunnen worden beperkt. Waarschijnlijk
op het eind van de 13e of in het begin van de 14e eeuw werden er vier
binnendijken, z.g. vijfzoden, gelegd, twee tussen Koudorp - Everinge
en Oostkerke, één tussen Ellewoutsdijk en Oudelande-Baarland en één
tussen Baarland - Bakendorp en Hoedekenskerke. De meest oostelijke
vijfzode tussen Koudorp en Oostkerke bestaat nog. Hij werd in 1530
zeewerend toen West-Borssele onderliep. Ook na de herdijking van
West-Borssele in 1616 bleef het zuidelijk deel van de oude vijfzode (bij
de z.g. Staart) zeedijk. Zulke dijken vond men ook in het eigenlijke
Zuid-Beveland. Daar benutte men voor het leggen daarvan meestal de
oude kreekruggen, die als natuurlijke waterscheidingen - voor het bin
nenwater zowel als voor eventueel instromend buitenwater - dienst de
den. Zo werd al vóór 1324 de kreekrug tussen Hansweert en Yerseke
verhoogd door het leggen van een vijfzode, de Zanddijk, waardoor
Kruiningen van overig West-Zuid-Beveland werd gescheiden (5).
De tussen 1376 en 1396 tot stand gebrachte centralisatie in Borssele
bewesten de vijfzode kon echter niet verhoeden dat over het tijdsbestek
1330 -1525 van de oorspronkelijke 6I885 gemet land totaal 988^ gemet
verloren ging. In 1530 ging de watering tengevolge van de stormvloed
van 5 november van dat jaar met uitzondering van een klein gedeelte
liggende in de Hollepolder en de St. Anthoniepolder geheel verloren.
Spoedig werd een begin gemaakt met het helen van de gevolgen van de
ramp. De ambachtsheer Anthonie de Lalaing bood hulp. Hij gaf het be-
dijkingswerk op aandelen uit, waardoor 3000 gemeten werden bezet. Het
overige en ook de ingevloeide Hollestellepolder hield hij voor eigen re
kening. In 1532 werd een begin gemaakt het verdronken land te herwin
nen. De dichting van de dijkbreuken gelukte. Maar de herstelde en
sommige geheel nieuw aangelegde dijken waren niet bestand tegen de
storm, waarmee men op 2 november van dat jaar te kampen had. De
afgedamde gaten braken opnieuw door. Heer Anthonie de Lalaing wilde
het dijkherstel nog éénmaal beproeven. Men voldeed echter niet aan de
door hem gestelde voorwaarde, dat alle polders, die bij de bedijking
belang hadden, mede zouden moeten betalen in de kosten. Zo werd het
werk niet uitgevoerd en West-Borssele bleef verloren.
48