plaats gehad. Het is niet duidelijk of de graven en gravinnen van Hoog straten, die katholiek waren, bij het verloop van de opstand de zijde van de vijand hielden. Hoe het ook zij, het heeft er de schijn van dat Char les de Lalaing Borssele juist op tijd aan de stad verkocht heeft, welke laatste de gevolgen kreeg te dragen van de ietwat dubbelzinnige houding van de graven en gravinnen van Hoogstraten, die belangen aan beide zijden van de oorlogslinie hadden. De zaak eindigde in 1620 met een schriftelijke verklaring waarbij prins Maurits tegen ontvangst van een schadeloosstelling van 32000 gulden, te betalen door de magistraat van Goes, deze in het onbetwist bezit liet van hun rechten op de baronie van Borssele. Hoewel de stad dus nu ambachtsheer van de baronie Borssele was, had uiteraard toch de belening plaats op naam van een sterfelijk persoon, opdat steeds, bij het optreden van een nieuwe sterfman, leenrechten betaald zouden worden. Als eerste trad als zodanig op Comelis Soetwa- ter, dijkgraaf van de Breede watering en burgemeester van Goes. In 1656 wordt de magistraat zich echter bewust "dat het soude kunnen ge beuren, dat die persoon op wiens naeme de gemelte baronnye verheven mochte sijn, sonder mannelyck oir subytelijcken quam te sterven, so soude in sulcken gevalle de voorgemelte baronnye met den gevolge van dien, aen de voornoemde graeflijckheyt ontgetwijfelyck vervallen, ja, selfs souden haere edelachtbaerheden moeten vergoeden alle desselfs thienden met den interest van dien, dewelcke haer edele eertijts aen particuliere luyden hebben verkoft, al 't welcke soude strecken tot een irreparabel verlies ende schade van haere edelachtbaerheden, stede en haere ingesetenen van dien Men besluit Borssele dan van een kwaad in een goed of onversterfelijk leen te laten verheffen. Vanaf 10 april 1665 vinden wij steeds leden van het geslacht Westerwijck als sterfmannenoptreden;zij behoorden steeds tot de secretarissen of de burgemeesters der stad (9). Borssele bleek een bijzonder lastige dijkage te zijn en de stad was blij dat zij de heerlijkheid op 8 maart 1750 kon overdragen aan Jan van Borssele, vertegenwoordiger van de eerste edele van Zeeland. Door deze gebeurtenis kwam de heerlijkheid weer in het bezit van het oude geslacht. Laatstgenoemde liet het na aan zijn zoon Willem Zeelandus van Borssele. In 1904 heeft de kleinzoon van deze, jhr.A.W.van Bors sele, zijn ambachtsheerlijk recht bij testamentaire beschikking gelega teerd aan de burgerlijke gemeente Borssele en aan de hervormde ge meente en het diakonie- en armbestuur aldaar. Rest mij nog iets te zeggen over de waterschapsgeschiedenis van Bors sele na 1616. In de voorwaarden tot uitgifte en verkoop door de stad Goes van de te 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 52