51 bedijken schorren is in beginsel al een polderreglement gegeven (10). Daarin werd onder meer bepaald - zoals wij reeds gezien hebben - dat de stad als ambachtsheer van Borssele zowel dijkgraaf als gezworenen koos uit een door de vergadering van ingelanden opgestelde voordracht van drie personen (voor een dijkgraaf) of van twee personen (voor ge zworenen). Tevens behield de stad zich het recht voor een secretaris te benoemen. Het ambt van penningmeester werd elk jaar na het sluiten van de rekening aanbesteed aan de "minst verlatende", d.w. z. de laag ste bieder. Bij het afhoren van de jaarlijkse rekening, hetwelk plaats vond op de tweede donderdag in mei, kregen de aanwezige auditeuren een presen tiegeld, waarin het niét-houden van een maaltijd medebegrepen was. Evenzo was er jaarlijks onder dijkgraaf en gezworenen een som geld te verdelen, omdat in de polder geen maaltijden werden gehouden (11). In 1650 werd octrooi verkregen om een partij schorren, groot ca. 200 gemeten aan de zuidzijde van Borssele te bedijken. Hieruit ontstond de Wolphaartspolder (12). Deze polder, welke op dezelfde wijze bedijkt is als de polder Borssele, had een afzonderlijk polderbestuur, dat in 1698 door de magistraat van de stad Goes terecht gewezen werd, omdat het zonder voorkennis van de magistraat, welke in gehéél Borssele am- bachtsheerlijke rechten uitoefende, op eigen gezag enige zaken had af gedaan, hetgeen strijdig was met de voorwaarden van uitgifte ter bedij king van die polder (13). In 1655 verzochten dijkgraaf en gezworenen van de polder Borssele aan de magistraat van Goes om het dijkbestuur van de Wolphaartspolder te gelasten hun waterleidingen in zodanige staat te houden, dat het water van Borssele door hun sluis geloosd zou kunnen worden (14). In 1697 horen we dat de Wolphaartspolder noodlij dend is (15). Vanaf 1698 begaf de dijk het van tijd tot tijd en in 1715 ging de gehele polder verloren, nadat door het voortdurend verloren gaan van steeds opnieuw gelegde inlagen de polder reeds ca. 56 gemeten kleiner geworden was. De polder Borssele zelf had ook een zware strijd tegen het water te voeren. Doordat in 1685 een in 1635 gelegde inlage verloren ging, werd ruim 34| gemet buiten gedijkt. In de nacht van 18 op 19 oktober 1720 woedde een hevige storm, die het zeewater geweldig opjoeg. De zeedijk van Borssele lag op dat moment achter een uit 1688 stammende oudere zeedijk, welke weliswaar reeds was doorgebroken, maar de daarachter liggende tot zeedijk geworden inlaagdijk toch nog enigszins beschermde. In bedoelde storm nu sloeg deze oude zeedijk van het ene einde tot het andere einde geheel weg. Door het wegvallen van dit laatste bolwerk konden de golven met groter kracht de toch al reeds gehavende uiteinde lijke zeewering beuken Daar de polder zwaar in de schulden zat en het door de lage graanprij zen haast ondoenlijk was de ingelanden met een verhoging van het dijk-

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 53