bovenmuts over de reeds genoemde tupmusse en een tussenmutsje, de "bleeuwe mus se" (blauwkatoenen of blauwzijden klein rond mutsje). De poepinnemusse van beide groepen scheelde niet veel in de samenstel lende delen: een gazen, bolstaande "trekmusse" als achterdeel van de muts, waarin niet (zoals bij de volwassenen) een aantal plooitjes wer den gelegd; aan de trekmusse genaaid zit de "pluumkant" pluimkant, gemaakt van echte gekloste kant); daartegenaan genaaid een smalle "punt" een reepje echte kant met een ander motief). De pluumkant kende vroeger vogelfiguren (fazant, pauw, zwaan) en later diverse bloemmotieven. De poepinnemusse werd niet (zoals bij de volwassenen) door de bleeuwe musse heen vastgesteld op de tupmusse, maar met een "snoer" lint) onder de keel gestrikt. De trekmusse was bij de protestanten boller dan bij de katholieken. Het sprekende verschil tussen de protestantse en de_katholieke poepin nemusse kwam hoofdzakelijk door de wijze van "opdoe" (lange oe). Dat is de manier van strijken en in het model stijven van de muts. Daar door kwam bij de protestantse poepinnemusse een uitwaaierende schelpvorm die aan de zijkanten van onderen op de schouders naar vo ren kwam en aan de katholieke muts een steiler, naar boven huivend model gaf, waarbij de zijkanten naar achteren weken. Bekijk er nu de schoolfoto van 's-Gravenpolder maar op na en zoek er de circa 5 katholieke meisjes eens uit; u zult zien dat er haast geen aanwijsbaar verschil bestond Het katholieke model poepinnemusse kennen we zo al van een foto van een 2-jarig meisje in 1855, waarbij de vorm van de kindermuts haast dezelfde is als die van haar ook op die foto staande grootmoeder. Hier uit volgt mede onze conclusie, dat in de misjesdracht de originele vor men beter bewaard bleven dan in het door volwassenen gedragen cos- tuum. Sommigen - zowel protestant als katholiek - willen liever spreken van een "Thoolse musse" dan van een "poepinnemusse". We kunnen de naam Thoolse musse niet bestrijden; we zouden zelfs graag zien, dat via déze naam ook de samenhang van de Zuidbevelandse en Thoolse dracht zou blijken. Maar er zijn zulke pertinente beweringen dat beide namen elkaar volstrekt niet dekken, dat we ook de andere ons bekende aanwijzing van relatie met Tholen - we doelen op de naam "Thoolse baai" voor één van de winterkeuzen winterrokken) - maar laten voor wat ze is. De Thoolse musse schijnt ook in de kinderdracht bekend te zijn geweest. Maar de Thoolse muts had meer een "staert", afhangende over de schouders en ver op de rug (en op die manier weer sterk verschillend van de kindermuts op Walcheren). Als in de kinderdracht op Zuid-Beve land een Thoolse muts gedragen werd, moet het echt wel een model 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 60