muts geweest zijn, afkomstig van Tholen. Men ziet deze Thoolse dracht nog wel op foto's van vóór 1900. Maar ook de naam "poepinnemusse" wijst op import. Men kan er namelijk de scheldnaam "poep" voor "vreemdeling" in terug vinden (het Duitse woord "Bube"). Niet zo heel lang geleden werden op de Zuidbevelandse dorpen alle buitenpoorters nog "poepen" genoemd. Men sprak zelfs van "vremde poepen" - een heel fraaie Zuidbevelandse tautologie Men kan denken aan het Franse woord "poupée" pop). Dit temeer, daar de vele soorten kant en tule voornamelijk uit Vlaanderen, België en Frankrijk kwamen (komen). Men kan ook denken aan het Vlaamse gebruik in de 16de en 17de eeuw, om nieuwe modellen in de burgerkleding te tonen op gevlochten tenen mannekens ("mannequin" die gemaakt waren op 1/3 van de ware grootte, anders namen ze voor de reizende koopman teveel ruimte in beslag. Die mannekens kunnen best wel "poupées" genoemd zijn en de muts van 'n poupée, die kleiner dan normaal was, kan zó de naam "poepinnemusse" hebben meegekregen. Verdeeld waren ook de meningen over het tussenmutsje, de "bleeuwe musse" of - indien nodig - de "rouwmusse". De protestante misjes droegen heel vroeger wèl de bleeuwe musse,doch nimmer de rouwmusse. Volgens onze zegslieden droegen de volwassen protestante vrouwen vroeger nooit de bleeuwe musse. Nu zou dat kunnen kloppen met de stokoude overlevering, die men ons vertelde, dat het tussenmutsje in oorsprong wit zou zijn geweest en dan gedragen werd door oudere vrouwen, met de bedoeling, aan een ander niet kenbaar te maken, dat men zo dun van haar geworden was Ondanks dat, zijn we er welhaast van overtuigd, dat ook de volwassen protestante vrouw de bleeuwe musse heeft gedragen. Op een foto van rond 1860 van een volwassene in rouwdracht menen we, de zwarte mus se te zien; maar donkerblauw tekent op een foto even donker als zwart, zeker als de foto sterk vergeeld is, zoals de bedoelde foto uit Yerseke. De katholieke misjes droegen in rouw in elk geval wèl de zwarte musse, tot de ondergang van de kinderdracht toe. Behalve de stikken droeg het misje ook de "bolspellen" (=grote holle koperen bolspelden, met een 0 van 3\ tot cm), die schuin achter boven de stikken in de tupmusse werden gestoken. Er zat een zware, lange koperen steel aan; vandaar, dat men de bolspellen "mussever- moorders" noemde. Tussen de stikken en de bolspellen werden soms de "kröönspelletjes" gestoken. Dat waren met kroontjes omgeven kleine koperen bolspelden. In plaats van kröönspellen werden ook wel de "geslepen spellen" ko peren facetspelden) gestoken. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 62