Na 1900 verdwijnen de króónspellen en de geslepen spellen uit de dracht. De bolspellen blijven nog; maar die worden omstreeks 1930 vervangen door de "deurluchtige spellen". Dat zijn opengewerkte balvormige gou den spelden met bovenop kleine pareltjes. Deze laatsten zijn amper be kend geweest in de zondagse misjesdracht. De bolspellen waren, evenals alle andere "koperen" sieraden van mes sing; ze werden geregeld "gedopt" voor de volwassenen; zelden voor de misjesdracht. Men beweert, dat er ook gouden bolspellen waren, die alleen.de rijksten zich konden permitteren. Vraagt men naar namen, dan komt er altijd een ontwijkend antwoord. Een traditie wil, dat te Kwadendamme begin 19de eeuw een jonge vrouw in vol ornaat zou zijn begraven, zelfs met gouden bolspellen. Daarvan is in de familie van de vorige doodgraver (meer dan 120 jaar ging dit beroep van vader op zoon over) nooit iets gebleken. Dat zou ook een beetje vreemde zaak zijn geweest, daar men tot om streeks 1940 te Kwadendamme begraven werd in een (soms eigenge maakt) "dóóds'emde" en nimmer in de gewone kleren. Najaar 1974 echter veilde de Groedese antiquair Verhage in Middelburg o.m. een stel gouden bolspellen De sieraden van het misje waren van koper (messing), al of niet gedopt, van zilver of zelfs van goud al naargelang leeftijd en welstand. De duur ste sieraden werden zondags gedragen. De laatste draagsters van bolspellen, króónspellen en geslepen spellen waren de katholieken. Na 1935 hielden zelfs de meest behoudenden er mee op, al zagen we hier in de jaren '60 iemand toch nog geregeld met deze sieraden getooid In de plaats van de króónspellen kwamen de "paerespellen" parelspel- den), maar die zijn in de kinderdracht nooit ingevoerd, misschien van wege de kosten: een gouden speld met als knop een echte parel. De geslepen spelle werd in de kinderdracht vervangen door de "gladde spelle", die even groot was als de facetspeld. In de rouw droegen ook de kinderen "rouwspellen". Zo'n rouwspelle was een koperen speld met als knop een grote geslepen git, die op de steel gehouden werd door een koperen kroontje. Er waren in de misjesdracht ook zilveren rouwspellen; de volwassenen hadden ze in goud. De "dêêgse" stikken waren vóór 1930 voor klein en groot altijd van ko per: dat werd met "koperpoes" blinkend gepoetst. De "beste" stikken waren van goud en voor mindervermogenden gedopt koper. In de vorige eeuw waren de stikken - koperen zowel als gouden - veel kleiner van formaat dan na 1900; geschat 1/3 van nu. Ook de opbouwer van week af: de encadrering aan de achterkant was anders en de "draai" van de beugel was niet verzwaard. Verder was het graveerwerk aan de achterkant geheel anders. 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 63