ren van concurrenten en het beschermen van de eigen belangen.
Op 12 november 1657 werden de chirurgijns en apothekers in de verga
dering toegelaten van Burgemeesters en Schepenen. Zij wezen erop hoe
vele personen zich in de stad bezig hielden met scheren en het verkopen
van pleisters zonder dat deze personen lid waren van het gilde. Het
stadsbestuur erkende de bezwaren en kwam aan de wensen van het gilde
tegemoet. Bevolen werd dat niemand zich met scheren mocht bezighou
den, dan degenen die daartoe bevoegd waren. Boetes werden vastge
steld voor de overtreders (9). In 1674 werd dit besluit herhaald (10).
Een belangrijke bepaling was dat geen enkele inwoner van Goes gebruik
mocht maken van de diensten van een chirurgijn, tenzij deze zijn exa
men had afgelegd en was toegelaten tot het gilde. Burgemeesters en
Schepenen van Goes besloten op 9 februari 1671 dat iedere ingezetene
voortaan de hulp in mocht roepen van chirurgijns van het platteland of
van plaatsen buiten de provincie.
Het stadsbestuur vreesde scherpe protesten en daarom werd de chirur
gijns opgedragen de "borgers en ingesetenen het effect van dese reso
lutie rustelijck en vredelijck te laten genieten, sonder imant daarover
de minste molestatie ofte moeyenisse aan te doen" (11).
In 1717 wendden de chirurgijns zich tot het stadsbestuur met de klacht
dat verscheidene pas in Goes ingekomen personen zich bezighielden met
de chirurgie, voorwendend dat ze doktoren waren. Opdracht werd gege
ven aan de stadsboden om deze nieuwe inwoners aan te zeggen dat zij
hun diploma's moesten laten zien aan de dekens van het gilde (12).
Op 5 april 1727 werd een verzoekschrift behandeld in de vergadering
van het stadsbestuur, ingediend door de dekens van het gilde. Ze brach
ten naar voren dat er diverse personen waren die zich voor drogist uit
gaven en zich op het terrein van de apothekers begaven. Burgemeesters
en Raden verboden opnieuw aan ongekwalificeerde personen om de apo
thekerspraktijk uit te oefenen en stelde hoge boetes vast. Verder werd
bepaald dat geen nieuwe drogisten werden toegelaten. Bovendien moch
ten de drogisten voortaan alleen ongemengde medicijnen verkopen. De
dekens van het gilde verzochten de stadsregering tevens te bepalen dat
voortaan geen rooms-katholieken meer in het gilde toegelaten zouden
worden. Burgemeesters en Raden waren voor dit laatste verzoek wat
huiverig. Besloten werd dat dit van geval tot geval bekeken zou worden
bij het aanvragen van toestemming om het examen af te leggen (13).
In 1755 richtten de apothekers zich tot de stadsregering waarbij zij we
zen op het feit dat het aantal apotheken tot zeven was opgeklommen,
terwijl er vroeger nooit meer dan drie of vier waren geweest. Hun in
komsten waren hierdoor aanmerkelijk verminderd.
Het was hun ter ore gekomen dat zich een nieuwe apotheker uit Middel
burg in Goes kwam vestigen (14). Burgemeesters en Raden waren zich
bewust van de ontoelaatbare toestand en bepaalden op 8 november 1755
dat geen nieuwe apotheken mochten worden geopend. Indien een apothe
ker zonder weduwe of kinderen kwam te overlijden, mocht de apotheek
70