boete voor overtreders werd bepaald op het hoge bedrag van 50 Carolus guldens. Geen enkele chirurgijn mocht klanten van de ander overnemen, tenzij de klant zijn schuld had voldaan. De boete voor personen die on wettig scheerden werd verhoogd tot 20 gulden (22). De chirurgijns bezaten het belangrijke voorrecht dat niemand in het rechtsgebied van Goes zich mocht laten scheren bij een chirurgijn, die buiten Goes woonde. Op 4 juli 1795 besloot het stadsbestuur, naar aan leiding van een verzoekschrift van Jan Oversluis en ingekomen klachten van Goese burgers, dat de burgers die buiten de stadspoorten woonden, gebruik mochten maken van chirurgijns en barbiers die niet in Goes waren gevestigd (23). CONFLIKTEN MET DOKTOREN Een bron van vele konflikten was de bepaling dat de chirurgijns alleen uitwendige ziekten mochten behandelen en de doktoren alleen inwendige. De chirurgijn Pieter Hallewaard meende in 1733 dat hij op grond van het door hem afgelegde examen bevoegd was ook inwendige ziekten te behandelen. De stadsdoktoren Pieter Coomans en Marinus Canisius re ageerden schriftelijk en weerlegden het standpunt van Pieter Halle waard (24). Burgemeesters en Raden stelden op 28 maart 1733 de stadsdoktoren in het gelijk en herhaalden het besluit van 1 juni 1603 (25), waarbij verbo den werd aan de chirurgijns, apothekers en andere onbevoegde personen om inwendige ziekten te behandelen op de hoge boete van 25 Carolusgul- dens voor de eerste keer, 50 Carolusguldens voor de tweede keer en bij een derde maal zou de overtreder voor het gerecht aangeklaagd worden (26). De dekens van het Chirurgijns- en apothekers gilde Pieter Osse- waarde, Pieter Hallewaard en Hendrik van Holst stelden een verzoek schrift op voor het stadsbestuur van Goes waarin zij erop wezen dat dokter Pieter Coomans onrechtmatig de apothekerspraktijk uitoefende. Zij wezen erop dat Pieter Coomans nooit een examen als apotheker had afgelegd en dat hij bovendien zijn winkel liet beheren door zijn vader Jacobus Coomans (27). Het verzoekschrift werd in handen gesteld van dr. Pieter Coomans, die uitvoerig de argumenten van de dekens be streed. Hij wees erop dat hij te Dordrecht stage had gelopen en in Goes zijn examen had afgelegd, met goed resultaat (27). Het stadsbestuur verklaarde het verzoek van het gilde ongegrond (28). Pieter Hallewaard kreeg later toch zijn zin. Hij promoveerde tot doctor in Duisburg. De Man zegt hierover: "Men ziet uit de voorrede (van de dissertatie) van Petrus (dat is Pieter Hallewaard), dat hij reeds vele jaren in zijn vaderland de genees- en heelkunde had uitgeoefend toen hij op later leeftijd besloot te promoveren. Geen wonder dat hij, die de ta len wel wat vergeten was, zijne promotie als Doctor al weder zocht in het denkelijk op dat punt vrijgevige Duisburg" (29). 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 74