kers kochten. De boete van 2 ponden werd verhoogd tot 25 ponden
vlaams voor degene die zich op andermans terrein begaf (32).
Een van de laatste konflikten tussen het gilde en een dokter deed zich
voor in 1789. De predikant van de Waalse gemeente, ds. J. A. Bevier,
bracht op 27 december 1788 een bezoek aan een kennis van hem, dr.
Johan Christian Gundramm, chirurgijn-majoor in het 2de bataljon van
Generaal-majoor Baron van Nijvenheim, dat in Goes in garnizoen gele
gen was. Toen de predikant naar huis terugging, viel hij en brak zijn
been. Dr. Gundramm onderzocht het been en constateerde de breuk. De
predikant had reeds dr. Cére verzocht hem te behandelen. Dr. Cére on
derzocht eveneens het been en kwam tot dezelfde conclusie. Na enig
heen-en-weer gepraat zei dr. Cére plotseling dat hij naar huis moest
omdat "hij de koorts op zijn lijf" kreeg. Hij zei dat hij het been nietkon
verbinden, maar dat zijn collega, dr. Gundramm, dat wel voor hem zou
doen. Ds. Bevier zei in het frans tegen hem dat hij liever zag dat hij,
dr.Cére, het been verbond. Dr.Cére antwoordde dat "er thans wijnig
meer aan te doen was, en zo de Heer Gundramm dat niet kon, hij geen
knip voor zijn neus waard was" Vervolgens verliet dr.Cére de kamer
terwijl de predikant hem nog toeriep dat hij terug moest komen. Hierna
verbond dr. Gundramm het been.
De volgende dag zocht dr. Gundramm de predikant weer op. Ds. Bevier
vertelde hem dat dr. Cére nog niet was geweest, maar dat hij hem wel
verwachtte. Dr. Gundramm raadde zijn patiënt aan er een chirurgijn bij
te halen. De volgende dag werden zowel dr. Gundramm, als ds. Bevier
aangeslagen door de knaap van het chirurgijns- en apothekers gilde in de
boete die daarvoor stond (33).
Burgemeesters en Raden vonden dit toch al te dwaas en verleenden hen
op 14 februari 1789 vrijstelling van deze boete (34). Bovendien werd
aan dr. Gundramm op 21 februari 1789 toegestaan om in buitengewone
gevallen als doktor in Goes werkzaam te zijn, "mits daaromtrend met
alle discretie te werkgaande" (35).
OPHEFFING
Met de inval van de Fransen in 1795 kwam ook voor het chirurgijns- en
apothekers gilde het einde van haar bestaan in zicht.
Naar aanleiding van een publikatie van het Uitvoerend bewind van de Ba
taafse Republiek besloot de stadsregering op 13 oktober 1798 de gilden
op te heffen. Commissarissen werden aangesteld die belast werden met
de likwidatie van de gilden. Voor het chirurgijns- en apothekersgilde
werd Pieter Huisman aangesteld (36). Op 27 mei 1799 besloot het stads
bestuur, naar aanleiding van een brief van het Departementaal Bestuur
van Schelde en Maas, het gilde uit te sluiten van de verplichting om de
gelden en documenten in te leveren (37). Op 6 juli 1799 werd besloten
Pieter Huisman opdracht te geven de gelden en het archief aan het gilde
74