HET GOESE CHIRURGIJNS- EN APOTHEKERSGILDE door H.Uil In de "Catalogus der verzameling van voorwerpen betrekkelijk Geschie denis en Oudheidkunde ten stadhuize van Goes" vermeldt Gemeentear chivaris dr. R. A. Soetbrood Piccardt in bijlage I onder 'Apothekers- en Chirurgijns-gilde': een eikenhouten kistje (1630), twee zilveren schil den en 24 koperen penningen. In 1969 werd bij de inventarisatie van de inhoud van het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland, waar deze voor werpen nu berusten, ontdekt dat deze stukken toebehoord hebben aan het Kramers gilde. Soetbrood-Piccardt vermeldt bij het Apothekers- en Chirurgijns-gilde onder meer: "Van dit gilde zijn volstrekt geene aanteekeningen", daar bij wijzend op het ontbreken van archivalia van dit gilde. Een en ander was aanleiding om de geschiedenis van het Goese Chirurgijns- en Apo- thekersgilde wat nader uit te diepen. OPRICHTING Hoewel de oprichting van het Goese chirurgijns- en apothekers gilde eerst in 1649 plaatsvond is bekend dat het Goese stadsbestuur reeds in 1494 een stadsdokter aanstelde. In 1513 en 1515 werden de voorwaarden vastgesteld waarop men een stadsapotheker en een "medecin meester" zou aanstellen. In 1603 stelden Burgemeester en Schepenen een veror dening vast op de uitoefening van geneeskundige praktijken. Ondanks al deze maatregelen tegen "ongequalificeerde in de geneescon- ste" beklaagden de chirurgijns zich in 1649 bij het stadsbestuur. Zij verzochten een gilde te mogen oprichten, wat hen bij besluit van Bur gemeesters en Schepenen van 14 november 1649 werd toegestaan. Waarschijnlijk was het stadsbestuur bevreesd dat een gilde, waarin al leen de chirurgijns een plaats zouden vinden, te gering van omvang zou zijn. Daarom werd bepaald dat ook de apothekers in het gilde opgeno men moesten worden (1). De chirurgijns bedankten Burgemeesters en Schepenen en legden hun een concept-reglement voor. Het stadsbestuur stelde dit reglement op 5 januari 1650 vast, (zie bijlage I). Het bestuur van het gilde werd gevormd door vier dekens: twee apothe kers en twee chirurgijns. De twee jongste dekens moesten er om loten wie als secretaris/boekhouder zou fungeren. In 1756 kregen alle gilden een overdeken toegewezen die lid was van het stadsbestuur. Als overdekens van het chirurgijns- en apothekers gilde hebben gefungeerd: dr.Marinus Canisius (1756, 1757), Pieter Osse- waarde (1758-1769), mr. Johan Adriaan van Dorth (1769-1783), mr.Wil- 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 70