13) Zeeland, Noord-Brabant en Limburg werden bij traktaat van 16 maart 1810 door het Koninkrijk Holland afgestaan, de inlijving van de rest van het Koninkrijk vond plaats op 9 juli 1810. 14) Archief Rijkswaterstaat inv. nr. 17 Wegen algemeen 1810. 15) Het café De Rode Leeuw is van oorsprong het veerhuis van het veer op Nieuwland. 16) Ontleend aan het bestek tot het onderhouden tot ultimo december 1819 van twee percelen zand- en kleiwegen op Zuid-Beveland ter gezamenlijke lengte van 14.911 ellen (metres), aanbesteed bij in schrijving en opbod op 23 juni 1819 en gegund 7 juli 1819 voor de som van 310, 17) In "Nederland in den goeden ouden tijd", het dagboek van Jacob van Lennep van zijn reis door de Noord Nederlandsche provintiën in den jare 1823, lezen wij over het veer Gorishoek-Yersekendam (blz. 219): Na een glas bier gedronken te hebben, reden wij een binnenwate: om naar Scherpenisse en vandaar over een smallen akeligen dijk naar het veer te Gorishoek. Twee uren wachteden wij hier op de boot. Ik beklom de lantaarn en las mijn romannetje; intussen werd het later en later, de boot had in plaats van op het veer als naar behooren te varen, Brabanders naar Wemeldingen gebracht. Toen dezelve eindelijk genaakte moesten wij om indezelve te stappen een steilen dijk af, met groote puntige hoekige steenen beleid, waar tusschenuit tallooze kleine paaltjes uitstaken, zonder dat er een plank of iets was om den afgang gemakkelijker te maken, daar een verkeerden stap ons zou hebben doen vallen en 't aangezicht aan flarden rijten. Een uur duurde de overtocht. - Aan de andere zijde was de opgang even slecht en tot overmaat van ramp liet de schip per het ransel van Van Hogendorp in 't water vallen dat er braaf lat uitkwam. Het werd donker; te IJersekendam kregen wij na uur verwijls een wagentje met twee vetgemeste paarden die ons op een sukkeldrafje langs een weg die bij dag heerlijk zijn moet, met duis tere volle maan naar de stad Goes bracht. Over het Sloeveer schrijft hij (blz. 222/223): Na eenige smoorheete dijken kwamen wij langs eene korte chaussée op het Sloe. Hier rusteden wij l\ uur uit, zeer bezweet zijnde. Ons goed was er niet aangekomen, waarover wij ons beklaagden. Naar het veer gaande moesten wij nu nog een steenen pad van 20 minuten gaans en voorts 300 schreden door 't water loopen om de boot te ge naken, daar het juist laag water was. Wij hadden dus 7 uren op het eiland gewandeld. Heerlijk was de avond op het water. De zon dook met gouden en purperen stralen achter de Walchersche kust weg en 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1976 | | pagina 112