Jacop JoestenCornelis Adriaenszoon.
Van de laatste weten we dat hij schoenlapper was. Zij werden eveneens
in 1556 gevangen gezet op verdenking van ketterij. Op 20 oktober wer
den zij beiden aan de baljuw overgeleverd om op de pijnbank te worden
ondervraagd. Of dit inderdaad gebeurd is kunnen wij niet met zeker
heid achterhalen.
In de rekening van de baljuw komt in ieder geval geen post voor waar
uit de scherprechter werd betaald. We vinden ze in de verdere stukken
niet meer terug.
Michiel Arentszoon.
Van hem is bekend dat hij zanger was. Mogelijk was hij de zangmees
ter van de koorschool van de Goese kerk. In 1559 werd hij gevangen
genomen omdat hij indertijd verzuimd had de baljuw in te lichten over
verschillende disputen en gesprekken in het Kruisbroederklooster te
Goes. Deze gesprekken werden in zijn bijzijn gehouden door de paters
van dit klooster en waren in strijd met de ordonnanties en de plakkaten.
In dit verband is het goed er op te wijzen dat in dit klooster meerdere
kloosterlingen reformatorisch gezind waren. Het is o.m. bekend dat in
Brussel in het jaar 1558 een zekere Govert Jasperzoon, gewezen mon
nik van dit klooster wegens ketterij tot de brandstapel werd veroor
deeld. Op 3 juli werd Michiel voor de rechtbank gebracht en bekende
zijn verzuim. Hij werd veroordeeld tot het vragen van vergiffenis en
tot het afleggen van de belofte om niemand iets te verklaren of te ver
tellen van de inhoud van de gehouden gesprekken.
Job Jacobszoon.
Deze was messemaker en werd gevangen genomen en op 30 april 1560
door de baljuw voor het gerecht gebracht. De beschuldigingen die tegen
hem werden ingebracht waren; dat hij een zekere Jasper den mesmaec-
ker, een vakgenoot van hem, waarvan hij wist dat hij verdacht werd
van ketterij, thuis had ontvangen en meermalen met hem gesproken
had. Hij had ook dezelfde Jasper onder zijn bedstede verstopt toen de
baljuw bij hem een inval deed om Jasper te arresteren. Kort daarna
was hij met hem uit het land gevlucht en overgestoken naar Engeland.
Ook had hij enkele malen geluisterd naar de predikaties van Adriaen
van Haamstede, die algemeen bekend stond om zijn reformatorische
instelling. Job Jacobszoon protesteerde tijdens deze zitting tegen de
baljuw vanwege het feit dat hij door zijn gevangenschap veel schade
ondervond en onrechtmatig schande moest ondergaan. De rechtbank
besloot hierop de gevangene vrij te laten onder belofte dat hij direct
weer ter beschikking zou staan van de rechtbank als dit nodig mocht
blijken. De archieven zwijgen verder over hem zodat wij mogen aan
nemen dat tegen hem geen verdere vervolging werd ingesteld.
23