komend van Sittard en van beroep smid, kunnen we afleiden dat hij
slechts zeer kort in Goes heeft verbleven.
Pieter Aertszoon.
Deze Pieter Aertszoon, wever van beroep en geboren te Helmond was
door de baljuw kort na 8 oktober 1571 gevangen genomen. Pieter was
op de avond van 8 oktober naar het huis van de pastoor te Goes gegaan
en had daar aangeklopt. Op de vraag of de pastoor thuis was kwam deze
zelf naar de deur. Pieter, die een getrokken degen onder de arm hield
wees naar een boekje van het nieuwe testament, dat hij in de hand had
en zei: "Ghij pape, zijt ghij een pastoir Ghij en leert ons nyet het
oprecht woordt Gods, mer houdet zelve achterwairts. Waer staet ge
schreven dat men zeven stuvers van biechten geven moet"? Verder be
spotte hij de sacramenten en ging van de pastorie weg luid roepend
"Vive le Geuse". Ook tot enkele voorbijgangers riep hij nog: "ickhoope
dat den tijd noch commen zal dat men seggen zal overal, vive le geuse
Bij het nadere onderzoek naar de antecedenten van genoemde Pieter
bleek dat hij te Goes zijn derde vrouw had getrouwd, terwijl zijn twee
de vrouw nog in leven was. De baljuw zond zijn dienaar Pieter de Vink
naar 's-Hertogenbosch om daar nadere informaties in te winnen.
Inderdaad woonde en leefde daar zijn tweede vrouw Fytken. Deze was
daar door Pieter met vijf kinderen achtergelaten. Toen Pieter op de
27e februari 1572 voor de rechtbank werd geleid verdedigde hij zich
door te zeggen, dat hij die avond dronken was geweest en dat hij daar
na bij dezelfde pastoor alles gebiecht had. Betreffende zijn tweede
vrouw wist hij te vertellen dat hij meende dat zij overleden was. De
baljuw stelde als eis, dat Pieter volgens de plakkaten met de dood ge
straft diende te worden of op een andere wijze zou worden gestraftnaar
het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank veroordeelde Pieter Aertss. om op de volgende marktdag
een half uur op de schandsteen te worden gezet met links en rechts van
hem een spinrok. Dit laatste als teken van overspel. Daarna zou hij tot
bloedens toe gegeseld worden om vervolgens 12 jaar naar de galeien te
worden gestuurd. Het vonnis werd op dinsdag 29 februari voltrokken en
direct daarna werd hij door twee dienaren van de baljuw naar Middel
burg gebracht en in het Gravensteen afgeleverd om "vandien metten
eersten winde nair Spaengnen gebrocht te werden".
Tot zover de processen die te Goes werden gevoerd tegen aanhangers
van de reformatie.
Een kleine gebeurtenis, die misschien ook tekenend is voor deze tijd,
speelde zich af in 1560. Toen werden de dekens van wevers-, schoen
makers-, leechgangers-, lantluyden, vleyshouwers-, en het voetboog-
gilde tot een boete veroordeeld omdat zij dit jaar niet zoals gebruikelij x
in de processie van sacramentsdag waren meegetrokken.
30