'predikanten van de beide partijen. In hunne huisselijke betrekkingen leefden de 'voetiaansche predikanten zeer eenvoudig, matig en sober. Zij gingen nederig en 'deftig gekleed. In hunne verkeering met menschen waren zij altijd even stemmig, 'zedig, voorzigtig, ingetogen, sommigen wel eens wat gemaakt en temig. Bij de 'coccejaansche, vooral bij de zoogenoemde Leydsche of kordate coccejaansche, 'predikanten, van welke wij straks nader zullen gewagen, was dit geheel anders. 'Deze gingen ook wel deftig, maar meer zwierig gekleed, naar de wijze des tijds. 'Zij waren gul en rond, sommigen wel eens wat onbedachtzaam in de omgang met 'menschen van hunnen kring, verschijnende in allerlei gezelschappen, indien er 'slechts eene in het oog loopende buitensporigheid of de schijn daarvan uitgeban- 'nen was. Uit hoofde van zulk eene mindere schroomvalligheid in gedrag en spraak 'werden de coccejaanse predikanten van de zoo genoemde fatsoenlijke lieden voor 'mannen gehouden van eene meerdere beschaafdheid en opgeklaardheid in den- 'ken, dan de voetiaansche predikanten. Bij het gros des volks,dat op de wetenschap- 'pen geen prijs wist te stellen, waren de voetiaansche predikanten de godvruchtig- 'ste, en bij de fatsoenlijke klasse des volks de coccejaansche verreweg de geleerdste 'terwijl men hun eene mannelijke godsvrucht toekende, die door anderen dikwerf 'verdacht of zeer miskend werd'. In de gemeente Schore en Vlake 6) was in de zomer van het jaar 1701 Ds.Corne lius Landsman, die als vierde predikant de gemeente sedert 1665 had gediend, overleden, zodat in deze kleine en rustige plattelandsgemeente met plus minus negentig belijdende lidmaten de predikantsplaats vacant was. Op z'n minst vreemd komt het over dat in deze, hoofdzakelijk met de voetiaanse ideeën doordrenkte omgeving, op 28 oktober 1701 Gosuinus van Buitendijk werd beroepen. Gosuinus van Buitendijk was geboortig van Oua-Beijerland en werd aangeduid als een geleerd theoloog van de Leids-Coccejaanse aanhang. Hij was zonder enige twijfel een zeer begaafd en scherp redenaar en bezat vermoedelijk tevens een aan tal karaktertrekken van zijn grootvader en naamgenoot Gosuinus van Buyten- dijck 7), die in geschriften uit zijn tijd wordt afgeschilderd als een onverdraag zaam en twistzuchtig mens, die zich telkens ongeroepen in openbare en huiselijke twisten mengde en zich bij de gilden, waartegen hij in het oproerige jaar 1651 op de preekstoel hevig uitvoer, zeer gehaat maakte. Ook vreemd is het, dat Gosuinus van Buitendijk zich geroepen voelde te vertrek ken naar het verre Zuid-Bevelandse platteland. Begin van de moeilijkheden. De moeilijkheden begonnen dan ook onmiddellijk, nog voordat de nieuwe domi nee Zuid-Beveland zelfs maar gezien had. De reis naar Goes ging op de gebruike lijke wijze per beurtschip en Buitendijk had het bestaan tijdens deze reis met twee boekverkopers kaart te spelen en dat nog wel op zondag De classis van Goes viel hem hierover uiteraard direct fel aan en hij verdedigde zich met de mededeling dat hij met het kaartspel maar weinig geld had gewonnen en dat hij voor dit geld in Goes een paar nieuwe schoenen had gekocht voor de jongen van de koster, die hem het beroep had overgebracht. De classis van Goes werd op zijn beurt beschuldigd door Buitendijk van onbroe- 7.2

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 86