De kerk van 's-Gravenpolder
(Historisch-Topografische atlas, Kon.Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen, Middelburg)
coetuale vergadering uit de vier dassen der provincie gehouden zou worden, waar
van Buitendijk 7 september 1711 in kennis werd gesteld. Weer bracht Buitendijk
zijn kerkeraad in stelling en trachtte door protesten omtrent de wettigheid van
zijn rechters tijd te winnen. Buitendijk verloor echter allengs terrein en kreeg in
de gaten dat hij in het nauw raakte; in een brief van 6 november 1711 stelde hij
zich ter beschikking van de coetus.
Na langdurig verhoren werd bij vonnis van 5 januari 1712 besloten tot tijdelijke
ontzetting uit het ambt. De coetus stelde hem nu voor een uitgebreide bekente
nis te ondertekenen, inhoudende: 'dat hij bekende, gevoelde, beweerd en geleerd
te hebben hetgeen (in 36 positieven) vermeld was, maar hij nu uit grond zijns har
ten herriep als valsch en strijdig', tevens het doen van een belofte tot beterschap,
het houden van een boetpredikatie en het zich niet meer ophouden met lieden
van verdachten huize'.
De voornaamste 'positieven' - tevens inhoudende de kern van de leer welke hij
verkondigde - waren dat Buitendijk in een ernstige samenspraak niet alleen gezegd,
maar uitdrukkelijk staande gehouden had:
'lo. dat alle menssen buiten Christus atheisten waaren;
'2o. dat Adam niet na Gods beeld, maar na 't beeld van 't beeld geschapen was;
'3o. dat die drie Goddelijke personen, Vader, Zoon en Heiligen Geest, noemde
en diende, drie Goden diende in zijn hart en genoegzaam een afgodendienaar
was;
75