het opende de mogelijkheid tot het hanteren van ingewikkelde rijmpatronen en
tot demonstratie van virtuositeit. De intieme sfeer van het genootschap kende het
tafel- of presentspel, gespeeld ten gerieve van de gasten aan tafel bij bruiloften of
andere feestelijkheid, soms als inleiding op het aanbieden van een present (5).
Kenmerkend voor de stedelijke cultuur van de Nederlanden in de late middel
eeuwen, zijn de retoricagilden niet minder typerend voor de invloed van de stad
op het platteland: ze verbreiden zich over de dorpen. Dat geldt voor Vlaanderen,
niet minder voor Zeeland. Het volgende betreft Zuid-Beveland: in 1577 richt de
Goese kamer De Nardusbloeme zich om steun tot het stadsbestuur, argument is
daarbij'dat op de meeste dorpen des eilands rethorikamers waren geweest, jaer-
liks van haeren ambachtsheer met luttel of veel begift (waarvan nog bewijzen
zijn)' (6), wat ons allereerst leert dat in 1577 al verschillende kamers verdwenen
waren (waarschijnlijk tijdens de 'troebelen', de onrustige jaren '60 en later), maar
bovendien nog eens wijst op de steun die de broederschappen ten plattelande ge
noten van ambachtsheerlijke kant. Twee Bevelandse kamers bleken vitaal: De
Violieren van 's-Gravenpolder, eerst in de loop van de negentiende eeuw verdwe
nen (7) en De Wijngaerdrancke.
Een bloei, als boven aangegeven, leidde, naar het patroon van de tijd, allicht tot
hiërarchische ordening. Er ontstonden rangen en standen. Anciënniteit betekende
gezag; de Gentse Fonteine, opgericht 1448, door Karei de Stoute gerechtigd tot
het dragen van de Boergondische kleuren, in 1545 door het stadsbestuur als Soe
vereine kamer van Vlaanderen erkend, bezat voorrang boven de meeste kamers
van dit gewest. Niet alle kamers ook waren 'vrij' - op dit predikaat had men eerst
recht na ontvangst van stichtingsbrieven, octrooi en autorisatie van een officiële
instantie (gewoonlijk het stadsbestuur), vaak bestond het gilde al geruime tijd
voor deze werden verleend. Belangrijker nog was de 'doop' (die alleen door een
soevereine kamer kon geschieden): de erkenning als mede-kamer, met alle voor
rechten van dien; deelneming aan de wedstrijden stond nu open (8).
Moeilijk kregen de rederijkersgilden het tijdens de opkomst van de hervorming:
hun literaire produkten - vaak fel kritisch ten aanzien van misstanden in de Kerk,
soms duidelijk ketters - demonstreerden een geest, waar het landsbestuur spoedig
een nauwlettend toezicht tegenover stelde. Reeds de uitgave van de Gentse spelen
uit 1539 (opgevoerd tijdens het rederijkersfeest van dat jaar) werd door een ver
bod getroffen; rechtstreeks tegen de kamers gericht was het groot placcaat van
26 januari 1560 (censuur vooraf, voor alle spelen; volstrekt verbod enige gods
dienstige kwestie aan te roeren). Wel werd de toepassing hiervan in 1562 versoe
peld (versoepeling die eindigde met de komst van Alva, 1567 hoe geprikkeld
ook in die periode de gemoederen waren, bewijst een incident dat ons uit de ge
schiedenis van De Wijngaerdrancke bekend is.
II
De Wijngaerdrancke bezit een keurig verzorgd, maar uitermate beknopt archief.
Twee reglementen slechts heeft men de jaren door zorgvuldig bewaard, zij het in
afschrift. Het jongste daarvan, gedateerd 1595, werd in 1792 gecopieerd door een
ongenoemde; aanmerkelijk ouder moet de ongedateerde tekst zijn die in 1804
werd afgeschreven door Frans Verschraage Pz. uit Kloetinge.
26