VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
Een kroniek over de misdaad op de Bevelanden in de 16e en 17e eeuw.
door L.J. Abelmann.
Aan de hand van archiefstukken worden hierin de doopcelen gelicht van hen die
als misdadiger en vagebond in handen van het gerecht vielen.
IX. Wachtwoord: "Onze schoenen sijn met wissen gebonden"
Het opsporen en aanhouden van verdachte elementen was geen zaak die alleen
op de werkdagen plaatsvond. Baljuw Floris Schaeck van Goes moest op zondag
22 april 1571 zijn dienaren opdracht geven om een tweetal verdachte figuren in
hechtenis te nemen. Het bleek een "goede" vangst.
Dierick Adriaen Theuniszoon, geboren van Sandijk bij Tiel, oud ongeveer 26 jaar
en Heyndrick Ingelssen, alias Heynken van Halsteren, geboren te Halsteren, onge
veer 23 jaar oud werden op verdenking van verschillende diefstallen en knevela
rijen in de kraag gegrepen en in de stadhuistoren opgesloten. Heyndrick Ingelssen
was overigens geen onbekende voor de Goese baljuw. Het jaar daarvoor, op
26 augustus 1570 was hij opgepakt wegens bedelarij. Kort daarna werd hij op
2 september weer vrijgelaten. Dit laatste met de scherpe vermaning om voortaan
het bedelen achterwege te laten.
Voordat de baljuw de beide verdachten voor het gerecht kon brengen om uitein
delijk gevonnist te worden moesten er heel wat informaties worden ingewonnen
en meerdere beschuldigingen ter plaatse worden nagegaan. Er waren drie bodes
of dienaren nodig om vijf verschillende reizen te maken. Ze waren in het totaal
57 dagen op weg.
Wat in eerste instantie Dierick Adriaen Theuniss. voor het gerecht kwam opbiech
ten was voorwaar niet kinderachtig. We kunnen het beste zijn bekentenissen op
de voet volgen.
Samen met Pier Cappaert, iemand die in de omgeving van Hulsterambacht bekend
en berucht was, een zekere Leep, Crijschere en Hansken van Bergen, alias kulder-
snijder waren ze op weg van Aardenburg naar het klooster Sande (Kloosterzand)
toen ze plan opvatten om een boerderij met hun bezoek te vereren. Eerst werd
het wagenhuis aan een inspectie onderworpen. Uit een hoek werd een staaf ijzer
opgediept en daarmee gewapend slopen zij naar het woonhuis. Met behulp van
het ijzer werd de deur geforceerd en drongen zij naar binnen. In huis vonden zij
drie mannen en een vrouw, deze werden de handen en voeten gebonden. Daar zij
echter begrepen dat een aantal andere huisgenoten kans hadden gezien om via de
achterzijde het huis te verlaten leek het hun het beste om maar de vlucht te ne
men voordat er hulp zou komen opdagen.
Dat genoemde Dierick in de regel samen met een groep medestanders opereerde
blijkt wel uit het feit dat hij opbiechtte dat zij soms wel met een bende van vijf
tien personen optrokken. Als bendegenoten noemde hij: Pieter van Eeclo, iemand
die Crijschere genoemd werd, een ander die bekend stond onder de naam Grijs-
calff of gewoon Grijsch, een boerken van Bergen, een Heynken van Halsteren -
dit is de bovengenoemde Heyndrick Ingelssen -, de schoemaker van Antwerpen,
15