van een vuurslag een kaars ontstoken en vervolgens met een stuk ijzer een kist
open te wrikken. Behalve een zilveren riem en een zilveren roos bevatte de kist
nog ongeveer 25 pond aan geld. Met deze buit vertrokken zij naar Vlissingen om
daar in de herberg "den Engel" een en ander in drank en eten om te zetten.
De volgende schelmenstreek waarbij Dierick betrokken was speelde zich weer af
in Zeeuws-Vlaanderen. Met enkele van zijn bekende kornuiten, te weten Heynken
van Halsteren, Monnick, Swartken, Grijs en Coolaert wilden zij iemand beroven
die in de omgeving van Aardenburg woonde. Bij hun pogingen om in dit huis te
komen maakten zij zoveel leven dat de bewoner wakker werd. Deze deed het
bovenraam open en begon uit alle macht op een bekken te slaan. Dit was teveel
voor de inbrekers. Zij vluchten de duisternis in, richting Aardenburg.
Een volgende overval op de boerderij van Jan Schellebroot op Waterland ging
eveneens niet door. Toen Dierick met Swartken en een vrouw genaamd Schoon
Tanne bezig waren om met een ploegschaar de deeldeuren open te wrikken werd
men dit in het huis gewaar. Hierdoor was het effect van de overval tenietgegaan
en trokken zij zich terug.
De laatste misdaad die Dierick bekende had zich afgespeeld op een boerenhoeve
tussen Gent en Brugge en wel in de parochie Kuesselaer. Samen met Hansken,
alias het kind van Toebergen, Cleenken, Jan Matheeus, 'tGuyt van Aken en een
zekere Blauwken waren zij begin October 1570 binnengedrongen in dit huis. De
boer en zijn vrouw werden op een stoel gezet en vastgebonden. Toen het echtpaar
niet snel genoeg de plek wilde aanwijzen waar het zijn geld had verstopt, werd
een kaars aangestoken en werden beiden "met die kaerse van onder gebrant, om-
me bij die middelen te weten waer haer geit was". Nadat ze toen op aanwijzing
van de boer het geld, een bedrag van 7 pond, hadden gevonden, werden de boer
en zijn vrouw zwaar gekneveld op een bed geworpen en zijn ze vertrokken. Nadat
zij een eindje van de boerderij vandaan het geld verdeeld hadden splitsten zij zich
in groepjes. Dierick en 't kind van Tielberghen gingen naar Koksijde om aldaar in
de herberg St.Jacob de bloemetjes buiten te zetten. Heynken van Halsteren en
Jan Matheeus, togen naar Breskens, de overigen vertrokken in de richting van
Oostvrije.
De tweede verdachte, Heyndrick Ingelssen, alias Heynken van Halsteren bleek
ook zo het een en ander op zijn kerfstok te hebben. Zo was hij medeplichtig aan
de knevelarij in Kuesselaer. Van dat gebeuren gaf hij verder nog toe, dat er ook
verschillende kledingstukken gestolen waren. Zijn aandeel hiervan verkocht hij in
de omgeving van Aardenburg.
Verder had hij met Blauwken en Swartken te Breskens enkele wollen lakens ge
stolen. Hiervan maakten zij elk een broek en de rest werd in Koksijde verkocht
aan de waard van de herberg "in de drie Coninghen". Uit de kerk van Breskens
wisten zij nog een kelk te ontvreemden. Om deze kelk werd gedobbeld. De win
naar was Blauwken. Wat deze echter met de kelk gedaan had wist Heynken niet.
Samen met Thomas Janssen, alias Besteman en Charles Achterlam wist hij op het
kerkhof van Schoondijke van een slapende man diens beurs te stelen. In Sint
Laurens in Vlaanderen nam hij in de Goede week van 1571 een drietal hemden
van een waslijn. Twee ervan verspeelde hij aan Blauwken en de derde had hij aan
gehad toen hij gevangen werd genomen.
19