weten had. De ondervraging had succes. Enkele nieuwe feiten kwamen aan het
licht. Aangezien dit vrijwel allemaal zaken waren die in Goes gepleegd zouden
zijn, was het voor de baljuw niet moeilijk om enkele getuigen op te roepen. Volg
den wij in de vorige zaak de bekentenissen van de verdachten nu zullen wij de ge
tuigenissen nader onder de loupe nemen.
Als eerste kwam Janneken Adriaensdochter, oud ongeveer 20 jaar, haar verhaal
doen. Rond de maand maart van dat jaar, tegen acht uur 's avonds was zij nog bij
kaarslicht in haar winkel bezig. De deur werd opengedaan en de beklaagde ver
scheen in de spaarzaam verlichte ruimte. Bastiaen vroeg om drie vellen papier.
Daarop gaf zij hem ten antwoord: "neempter vier vel, dat es een oortken wert".
Dus vier vel voor een oortje. Hij stelde echter voor dat zij hem een oortje zou
geven zodat hij haar dan een halve stuiver zou betalen. Ze ging daarmee akkoord
en haalde de doos met het geld tevoorschijn. Terwijl zij in deze doos aan het zoe
ken was naar een oortje, boog Bastiaen zich naar voren en griste de doos uit haar
hand en rende de deur uit. Op de vraag van de baljuw of zij precies wist hoeveel
geld in de doos zat antwoordde ze, 15 of 16 stuiver.
De volgende ochtend, toen Janneken in de hof achter haar huis ging, zag ze tot
haar verbazing de doos bij de achtermuur liggen. Ze nam de doos mee naar bin
nen om daar te ontdekken dat het geld eruit verdwenen was.
Dezelfde dag, toen zij voor haar winkel stond zag zij dat Bastiaen brutaalweg door
de straat kwam gewandeld. Hoewel deze nu gekleed was in een ander "rock". Een
rock was in die tijd een bovenkledingstuk dat te vergelijken is met een overkleed.
Toen Bastiaen haar huis was genaderd stapte ze naar hem toe en vroeg hem:
"waerom en haelt ghij U(w) papier niet"? Met deze listige vraag probeerde zij
hem uit de tent te lokken. Bastiaen liep echter niet in de val. Hij zei dat hij nog
nooit bij haar om papier was geweest. Na het horen van zijn stem was Janneken
helemaal zeker van haar zaak. "Je bent hier wel geweest" zei ze "meent ghij dat
ick U niet kenne al hebt ghij nu eenen andren rock aen" Bastiaen liep echter
snel door en liet Janneken voor de tweede maal verbouwereerd achter.
De volgende getuige was Marijcken Adriaensdochter, het "jonckwijf" - dit is
dienstmeisje - van Wisse Toniss, oud ongeveer 17 jaar. Wat haar overkwam was
het volgende. Op derde Paasdag laatstleden, om precies te zijn 19 april 1552
waren haar patroon en diens echtgenote naar de vroegmis en zij alleen in huis.
Voor de deur riep een stem naar binnen "hebt ghij geen crancelingen van duyt-
kens". Vertaald: heeft U geen krakelingen van een duit Zij stak daarop haar
hoofd door de deuropening en riep "gienen" ofwel neen. Maar terwijl ze dit riep
zag ze dat Bastiaen een eierbrood van drie stuivers en vier krakelingen, elk van
een oortje uit het venster wegnam. We moeten ons een etalage uit die tijd erg
eenvoudig voorstellen. Het was niet meer dan een brede plank die met scharnie
ren aan de vensterbank vastzat. Met behulp van haken of poten werd de plank
horizontaal vastgezet. Hierop werden de te verkopen waren uitgestald. Boven
tegen het venster was eenzelfde plank die opgezet kon worden als een soort luifel.
Marijcken vloog de deur uit en probeerde de weglopende dief te achterhalen.
Bastiaen was echter sneller en ze moest onverrichterzake terugkeren. Toen nu
even na acht uur Tonis Wisse, haar patroon, met zijn vrouw uit de kerk thuiskwa
men is zij direct naar het huis van een zekere Oudemans gegaan. Zij wist dat ge-
21