noemde Bastiaen daar gelogeerd of in de kost was. In het voorhuis trof ze alleen twee kleine kinderen aan. Ze vroeg hen of "Pierken" een eierbrood en vier krake lingen mee naar huis had gebracht. De kinderen beantwoorden de vraag bevesti gend. Met deze boodschap ging zij weer terug naar huis en vertelde de hele geschiedenis aan haar patroon. Aangezien Wisse dringende bezigheden had, hij zal vermoede lijk zijn bakkersoven op dat moment niet in de steek willen laten, bleef de zaak tot in de middag rusten. Zo tussen drie en vier uur kreeg Wisse de gelegenheid om op zijn beurt naar het huis van Oudemans te gaan. Opnieuw bevestigden de twee kinderen de vraag. Toen wendde hij zich tot de vrouw des huizes en vroeg haar of zij ook gezien had dat Bastiaen brood en krakelingen meegebracht had. Zij ontkende dit. Hij vroeg haar indien zij het brood en de krakelingen zou vinden, hem het brood terug te bezorgen. De krakelingen mocht ze dan zelf houden. Vlak daarna toen Wisse van de Haven via de Opril in de richting van de Grote Markt naar huis ging kwam hij in genoemde Opril, precies voor het huis "De Kaerskorf" Bastiaen tegen. Bastiaen hield hem staande met de vraag: "zou 't ghij seggen dat ick U broot genomen hadde" Waarop Wisse terugzei: niet ik, maar mijn "jonckwijf" die zal het U wel vertellen. Aangezien Bastiaen veel jonger was dan de ruim zestigjarige Wisse Tonissen, maakte deze laatste dat hij weg kwam. Haastig vervolgde hij zijn weg richting Grote Markt. Maar omdat hij Bastiaen niet vertrouwde bleef hij regelmatig over zijn schouder achteromkijken. Het was maar goed dat hij dat deed. Hij zag dat Bastiaen een mes trok en daarmee in zijn hand hem achterna kwam. Wisse zette het op een lopen. Maar omdat hij steeds angstig achterom bleef kijken zag hij niet dat voor het huis van Simon Harrents op de Grote Markt een hoop rommel lag, hij struikelde en rolde over de grond. Tot zijn geluk kwam er juist een vreemdeling voorbij die Bastiaen in bedwang kon hou den. Hierdoor kon Wisse veilig thuiskomen. De volgende dag, tegen tien uur, toen Wisse even op de stoep voor zijn huis een frisse neus wou halen, stond Bastiaen hem daar al op te wachten. Hij had direct weer een mes in de hand en begon te tieren en te schelden. Het dienstmeisje dat terug kwam van een boodschap werd door Bastiaen staande gehouden met de vraag of zij gezien had dat hij het brood gestolen had. Ze zei zonder veel vrees "ja ghij hebbet genomen". Daarop schoot ze snel de deur binnen. Noch Wisse noch Marijcken dorsten die dag nog naar buiten te komen. Dat het Bastiaen niet alleen om eten ging blijkt wel uit de volgende zeer korte verklaring van Heyndrick Corneliss. in den Ouwevaer. Deze had op de bewuste avond van Bastiaen vier krakelingen van een duit gekocht. Hij zei niet te weten dat ze gestolen waren en dat ze geen duit maar een oortje waard waren. De baljuw kwam nog met een laatste getuige voor de Vierschaar. Helaas weten we niet waar een en ander zich heeft afgespeeld. Maar vermoedelijk zal het in de di recte omgeving van Goes gebeurd zijn. Een zekere Lynken Andries Jorissendoch- ter, 23 jaar oud wist te getuigen dat omtrent Maria Lichtmis (2 februari) van dat jaar toen zij aan het werk was op de voorvloer van het huis daar iemand naar bin nen kwam. Het bleek een magere man te zijn gekleed in een ruwe rok en op het hoofd een hoed van dezelfde stof. Haar meesteres riep naar haar: "Dair is er één om Godtswille, seght: God helpe U". Een uitroep die inhield: daar komt iemand 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1978 | | pagina 24