Gebouw naast voormalige Gemeenteherberg (C. Beenhakker)
Boekweitmolens vindt men in het centrum van de dorpen, tussen andere bedrij
ven: ze maakten niet van wind-, maar van paardekracht gebruik. Enige eeuwen
lang hebben zij een betrekkelijk goedkoop volksvoedsel geleverd (meel voor koe
ken en grutten voor pap), tevens geschikt voor verstrekking in gast- en weeshui
zen. De aardappel verdrong in de aanvang van de negentiende eeuw de teelt van
het gewas; ook in Kloetinge zullen wij dan de molen zien sluiten. Daar het hier
een, zeker op Zuid-Beveland verdwenen kuituur betreft, lijkt een korte toelich
tende uitwijding wenselijk.
De Plant.
Boekweit is geen graangewas, maar een eenjarige plant met witte of roodachtige
bloemen, waarvan de vrucht lijkt op een beukenoot. Die laatste omstandigheid
bepaalde de naam: "beuke-tarwe" ("weit" is ook nu nog in oostelijke dialecten
het woord voor tarwe). Ze stamt uit Azië, en werd in de Middeleeuwen in het
westen bekend. Dateerde de teelt in onze streken eerst van omstreeks 1500
Daarop zou het boeiende, maar zeker apocriefe verhaal kunnen wijzen, dat de
eerste zaden werden meegebracht door Joos van Ghistele en aan het eind van
diens veeljarige reis in het Nabije Oosten, omstreeks 1485, uitgezaaid in de tuinen
van zijn kasteel Moere, te Zuiddorpe; vandaar zou het gewas zich verbreid hebben
over Vlaanderen en Zeeland. Dat meenemen had clandestien, tussen de bladen
van een gebedenboek, moeten geschieden, daar uitvoer van het zaad verboden
was, en daarom zou de plant boekweit heten.
Boekweit aardt minder goed op vette klei, maar uitstekend op zandige grond.
Omstreeks 1800 was de teelt in de omgeving van Hulst en in de Zeeuws-Vlaamse
grensstreek van belang, maar ook op Zuid-Beveland en Tholen werd het gewas
26