koude straate, zuid Mr. van der Mark, west de agterwegt, noord het pa
rochiehuis, alsnog een seker boomgaartje genaamd "Het paapsland"
groot 0 gemet 2 roeden met het steenen meelhuisje, en daarin staande
gelegen in het middelambacht van Cloetinge in de hoek, binnen deze
gemerken: oost en noord Cornelis Briels, zuid Jacobus Joel, west de
Heeren Straate en voorts zijn persoon en goederen als navolgt.
Aldus gedaan en gepasseert present en met kennisse van Jan Haverhoek
en Cornelis Verburg. Beyde Schepenen van Cloetinge, welcke het extract
deses benevens de comparant hebben onderteykent.
Actum den 24 april 1767 (5)
Niet onmogelijk was de grond, waarop bovengenoemd stenen meelhuisje stond,
door huwelijk Huijsmans eigendom geworden. Ze behoorde in 1703 aan een ze
kere Jacques Baroen (6); een acte, te Kloetinge gepasseerd op 16 maart 1778, die
de voogdij over de twee minderjarige kinderen Jacobus en Adriana Huijsman re
gelde - ze blijken respectievelijk 24 en 21 jaar - noemt "Juffrouw Elisabeth Ba
roen in leven weduwe van wijlen Signeur Pieter Huijsman, meester boekweitma
ler alhier" (7).
De opeenvolging van grutters laat zich nu vrij gemakkelijk vaststellen: in 1790
was Johannis Sandee, afkomstig uit Kruiningen, boekweitmolenaar te Kloetinge,
men vindt hem in die kwaliteit genoemd wanneer hij op verzoek van zijn zuster
Ida wordt aangewezen als voogd over haar minderjarige kinderen (8). Pieter
Weststraate zal zijn opvolger zijn geweest. Hij is de informant van Schout en Sche
penen wanneer zij op 5 september 1808 samen met de pachter van de windkoren-
molen Johannis de Jong compareert in de vergadering van de heren om verslag
uit te brengen over te toestand in de molenbedrijven, nu de Landdrost voor het
Departement Zeeland een opgave heeft gevraagd over de staat van fabrieken en
trafieken binnen Kloetinge (9). Dat rapport is interessant. Het vermeldt de aan
wezigheid van één windkorenmolen, waarvan de omzet gelijk is aan de behoeften
van de bevolking, en van één grutmolen. Deze laatste produceert "tegenwoordig"
zevenhonderd zakken meel per jaar, in de jaren voordien bedroeg de omzet echter
duizend zakken. Aanbevolen wordt: verbod op invoer, niet alleen uit het buiten
land, maar ook uit andere departementen. Als oorzaak van de achteruitgang wor
den opgegeven: de duurte van de boekweit, en de toenemende consumptie van
aardappelen. Een later rapport aan de kwartierdrost te Middelburg geeft de sa
menstelling van de bevolking: 661 hervormden, 64 roomsen, totaal 725 zielen
(10).
Het teruglopen van de omzet kan Pieter Weststraate er toe gebracht hebben zijn
molen te verkopen. In de Goessche Courant, anno 1815, nr. 59, 24 july verscheen
de volgende advertentie:
Op Vrijdag den 28 july 1815, des avonds te 6 uren, zal Pieter Westraa-
te, Boekweid Maalder te Cloetinge, in de Gemeente van Cloetinge voor
noemd, in het Parochiehuis aldaar ten overstaan van Notaris Leonardus
Lankhorst resideerende te Goes, publiek en aan de meestbiedende te
presenteren te verkopen:
Een hechte sterke, wel betimmerde en van ouds beklante "Boekweid
Molen" met woonhuis en Erve, in den Dorpe van Cloetinge, voormeld,
30