Copie
Wij, Cornells de Jonge van Ellemeet, Heere van Ellemeet, van Cloetinge etc., Ont-
fanger-Generael der Vereenigde Nederlanden,
doen te weten, alsoo Johannis Marinisse Blommaert, sigh bij requeste aan ons
heeft geaddresseert versouckende onse permisse om binnen de voorseide onse
Heerlijckheydt van Cloetinge te mogen stigsten een boeckweyt- meel- en gort-
mole, soo hebben wij naar ingenomen advijs en consideratie van onse Rentmees
ter Eversdijck mitsgaders Schout en Schepenen van Cloetinge aen de selven
Johannis Marinusse Blommart geconsenteert gelijck wij consenteren mits desen
te mogen stigten een boeckweyt- en gortmole, binnen onsen dorpe van Cloetinge,
mits dat den selven Blommart aen ons Jaarlijcx voor een recognitie betale de
somme van vijff ponden Vlaems, aen de Parochie van Cloetinge jaarlijcx een
pondt Vlaems en aen den armen van de voorseide plaets jaarlijcx een sack fijn
boekweytmeel, ingaande met de concessie deses.
Actum Haege, den ten July XVIIC en dry, lager stont en was geteykent:
C. de Jonge van Ellemeet.
BIJLAGE II
Gemeentearchief Goes, Notariële archieven Goes, Inventaris Lasonder nr.2277,
aktenr. 172.
Geschil over het betalen van de impost te Goes.
Op huyden de tienden April XVIIC agtenvijftig compareerde voor mij Cornelis
Dijckwel Mar.zoon, openbaar notaris binnen de Stad Goes in Zeeland reside
rende, present de nagenoemde getuigen Isaak Bronkhorst Chirurgijn, Maarten
Anthonisse, winkelier en Cornelis Steenaard, mede Chrirurgijn, alle van compe-
tenten ouderdom, wonende binnen dese Stad en mij Notaris bekend; welke twee
eerste comparanten verklaren ieder in den sijnen, onder presentatie van eede, ten
versoeke van Johannes de Puit, Nicolaas van der Hagen en Pieter Huijsman, boek-
weidmalers, de twee eerste binnen dese stad en den laasten tot Cloetinge, in de
sen eilande waar en waaragtig te sijn, dat sij met hunne medestanders meermaal
pagters geweest sijnde van de 28 stuyvers impost op het gemaal over dese stad:
namentlijk den eersten deposant van den eersten October 1743 tot den laasten
september 1750, en van den eersten October 1752 tot den laasten september
1753, en hij tweeden deposant van den eersten October 1750 tot den laasten sep
tember 1751, en van den eersten october 1751 tot den laasten september 1752,
aan hun elk over sijn voorschreve pagtjaren, so door ieder der twee eerste requi-
ranten als door hunne voorsaten, over impost van den boekweid, die sij elk in de-
selve jaren geconsumeerd en vertierd hebben, niet meer is betaald dan twintig
ponden Vlaams, bij forme van een tax ofte quotisatie, sonder dat den impost van
denselven boekweid ooid per sak aan hun deposanten betaald is. En verklaard
35