zijn van een volledig overzicht van de geschiedenis van het klooster. Verder ben
ik er van overtuigd dat het kloosterterrein een schat aan waardevolle gegevens be
vat en ik zou er dan ook voor willen pleiten dat er stappen worden ondernomen
dat ter plaatse bodemkundig onderzoek verricht gaat worden. Nu in het gebied
een ruilverkaveling in uitvoering is, lijkt het de meest geschikte tijd, dit ernstig te
overwegen. Ook de grafsteen van Jop Janssen Hoemaker zou dan misschien ooit
terug kunnen komen in de omgeving waar ze thuishoort.
Gelukkig is het in augustus 1977 als stap in de goede richting, reeds tot een voor
lopige bescherming van het kloosterterrein gekomen, op grond van de voorgeno
men plaatsing op de lijst van beschermde monumenten. Een bescherming overi
gens, die uitgebreid zou dienen te worden tot de percelen, waarop de dreef naar
de poort gelegen heeft, omdat anders op dit punt in het kader van de ruilverkave
ling belangrijke historische waarden verloren dreigen te gaan.
Een verzoek tot uitbreiding van de bescherming is door de Rijkscommissie voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek evenwel van de hand gewezen omdat:
"zo het gevondene ooit aanleiding zal geven tot reconstructie, deze slechts een
gedeelte van het kloosterterrein zal kunnen omvatten. Of een dergelijke recon
structie dan gebaat is met het herstellen van de "dreef tot de poorte", kan de
Commissie thans niet beoordelen. Overigens meent zij dat het, mocht zulks in
de toekomst wenselijk blijken, niet moeilijk zal zijn deze oude toegangsweg aan
de hand van de kadastrale minuut uit te zetten"
De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft zich bij
het oordeel van de Commissie aangesloten.
Het kloosterterrein in voorjaar 1978 met op de achtergrond het dorp Biezelinge; precies tussen
de spoorlijnoverspanning geheel links, de kloosterboerderij. In het terrein hebben we o.a. een
aantal restanten van hardgroen geglazuurde kloostermoppen gevonden; duidelijk dezelfde
stenen waarop Swalue doelt, als hij op blz. 30 van zijn beschrijving zegt: "terwijl de muren zel
ve aan de buitenste zijde uit groene blinkende steenen schijnen opgetrokken geweest te zijn".
Ook van de leien dakbedekking zijn voldoende restanten in de grond terug te vinden.
45