de oude molen te colijnsplaat door J.P. van der Weele Colijnsplaat telt twee koren molens, die beide even buiten de bebouwde kom van het dorp gelegen zijn. Ze verschillen niet alleen belangrijk in ouderdom, maar ook in uiterlijken vorm. De afwijking, die het meest de aandacht trekt, is wel, dat de oudste molen, aan den Molen weg, het karakteristieke ken merk: de rondgaande balie, van het Hollandsche molentype mist. Daardoor is hij aanmer kelijk lager dan de molen aan de andere zijde van het dorp en ook gedrongener van vorm. De wieken reiken tot kort boven de grond en het mechanisme tot draaiing van de kap, dat anders van de balie af bediend wordt, bevindt zich eveneens ter hoogte van den beganen grond. De °ude Molen vanaf de Havelaarstraat (c.1940) De balie wordt in zekeren zin vervangen door een breed omrasterd pad op eenigen afstand rondom den molen, dat afgesloten wordt telkens als de wieken in bewe ging komen, waardoor het gevaar voor ongelukken tot een minimum is beperkt. Men kan zich afvragen, waarom in de eerste jaren na de herdijking van den Oud- Noordbevelandpolder in 1598 aan een molen van betrekkelijke eenvoudige con structie de voorkeur gegeven is. Immers brengt dit een daarmee evenredige om vang van het molenaarsbedrijf met zich mee in verband met de beschikbare ruimte voor de maalinrichting en het bergen van graan en meel. Een vergelijking uit be- drijfstechnisch standpunt zal dus uitvallen in het nadeel van een minder hoogen molen, al kan dit bezwaar natuurlijk ondervangen worden door een pakhuis in de onmiddellijke nabijheid. Toch is het niet zonder toeval, dat de oudste molen op Noord-Beveland tot op zekere hoogte met opzet aan grenzen wat betreft zijn maalvermogen is gebonden. Dit houdt verband met de bedoeling, die de stichter, omstreeks 1600 er mee voorgehad heeft, n.l. om te voorzien alleen in de plaatse lijke behoefte van het land. De betrekkelijk schaarsche bevolking en de geringe kans op groote toename in de eerstvolgende jaren doet niet de behoefte gevoelen aan een molen met een maalvermogen, dat te groot is om iedereen in het dorp en daarbuiten van het noodige meel te voorzien. Het inzicht van den inpolderaar kan derhalve gelden als een maatstaf voor den stand van zaken in de beginjaren; hoewel 't voor de eerste decennia der zeventiende eeuw juist is gebleken, heeft 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1978 | | pagina 49