51 kleine reparaties. Vervanging van de grootere onderdeelen als "staanders, steen balk, as (van het) groote radt, de saaiback, de trappen en het cruyswerck" ko men ten laste van den heer, met dien verstande nochtans, dat de molenaar voor het stilleggen van den molen geen "affcortinge" van pacht zal genieten. Schade veroorzaakt door "donder, bliksem, subit en tempeest onweder ofte brandt" worden indien (in het laatste geval) den molenaar geen schuld treft, eveneens door den landheer vergoed. Bij de pachtsom is de slijtage van de molensteenen niet inbegrepen: deze steenen worden na afloop der twee jaren in tegenwoordigheid van de schepenen gemeten en de mindere dikte den molenaar in rekening gebracht a raison van 30 schellingen per duim. Breken de steenen tusschentijds, dan moet de molenaar zelf voor nieuwe zorgen en nauwkeurig de kosten opgeven; is de waarde na expiratie der pacht grooter dan bij den aanvang, dan krijgt hij "naer advenant" het verschil uitbetaald. De zwaarste boetebepaling, n.l. van zes ponden Vlaamsch, is ge steld op het zonder consent van den rentmeester overdoen van de pacht aan een ander. Deze boete wordt gelijkelijk verdeeld onder den schout, den rentmees ter en de diaconieook de borgen kunnen er voor worden aange sproken. De laatste bepaling van de in structie is van meer huishoude- lijken aard. Bij het ingaan der pacht betaalt de molenaar twee schellingen voor elk pond Vlaams zijner pachtsom aan den rentmeester, waarvan de helft dient ter bestrijding van de ge maakte onkosten; tevens betaalt hij vijf schellingen aan de diaco nie. Als een extra attentie voor den disch van den grafelijken vertegenwoordiger zijn voorge- D@ Ouds Molvn vanuit hst noovdcn schreven een zeker aantal "cappoenen", evenveel als te St.Maartensdijk gebruike lijk is. De Colijnsplaatsche korenmolen is sedert den aanbouw omstreeks 1605 een sie raad gebleven voor het landschap. Zijn rustige, weloverwogen bouwtrant heeft in de afgeloopen drie eeuwen nog niets aan aantrekkelijkheid verloren. Hij is onaf scheidelijk met de stichting van Colijnsplaat verbonden en dient dan ook als een tastbare herinnering aan dit feit in eere gehouden te worden. Hij legt getuigenis

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1978 | | pagina 53