Oud-Hinkelenoord
Nadat de dorpen en ambachten van Hinkelenoord en Agger in de zestiende eeuw
tenonder waren gegaan, bleven de belangen van de eigenaars der overstroomde
landen kennelijk ongerept. De opwas van de gronden vond plaats tegen de Bra
bantse wal aan; het slik van Hinkelenoord vergroeide met de aanwassen van de
polder van Woensdrecht. Hierdoor slibde de Agger, een deel van de gewezen
Scheldearm die in de middeleeuwen Brabant en Zeeland had gescheiden, dicht.
Een gezamenlijke inpoldering van Hinkelenoord tegelijk met de enige jaren tevo
ren overstroomde Zuidpolder van Woensdrecht werd in 1685 gerealiseerd.
In de polder (Oud-)Hinkelenoord vonden vier hofsteden een plaats alsmede het
Ambachtshuis.
Het leeuwendeel van de grond behoorde in 1692 toe aan de heer van Kruiningen
terwijl andere eigenaars waren de vrouwe Buat, Melchior Wittens en jonkheer
Franchois van der Gracht (39). In 1744 stonden als zodanig te boek: Jac. van
Reigersberg, A. J. van der Duijn en Cornelia Maria van Son (40).
De polder telde in 1795 slechts 35 inwoners; uiteraard waren bestuur, recht
spraak en waterschapsbeheer moeilijk te scheiden. De heren eigenaren noemden
zich "ambachtsproportionarissen in de ambachtsheerlijkheid van den Grooten en
Kleijnen Agger, Hinkelenoord en onderhoorige polders". Waarschijnlijk buiten de
ambachtsheren om benoemde het "regeeringsbestuur" van Hinkelenoord, enige
dagen nadien ook "municipalteit" genoemd, in 1799 Mr. Laurentius van der
Geep tot schout, tevens secretaris (41).
Hinkelenoord is in 1801 nog uitgebreid door de bedijking van Nieuw Hinkelen
oord. In de Zuidpunt van de nieuwe polder lag de Stelle Hoogerwerf, waar in de
zeventiende eeuw een gelijknamig fort had gelegen (42). Vijf jaar nadien bepaalde
de Staten-Generaal dat Hinkelenoord voor wat betreft de belastingadministratie
bij Brabant gerekend moest worden. De schout-secretaris Van der Geep schreef
in 1809 aan de landdrost van dat gewest, dat hij nooit van de ambachtsheren een
"helder of penning" als tractement had ontvangen (43). Hinkelenoord is in 1810
bij Woensdrecht gevoegd; nadien zijn nog een aantal polders bedijkt, die eerst
door het gereedkomen van het Schelde-Rijnkanaal (1976) geografisch van Zee
land zijn gescheiden, hoewel zij administratief nog tot die provincie behoren.
Kontakt tussen geschiedschrijvers
Een merkwaardig en thans haast vergeten kontakt bestond tussen 1924 en 1939
in de vorm van het tijdschrift de "Sinte Geertruydtsbronne". Dit tijdschrift be
handelde niet alleen geschiedenis en folklore van West-Brabant doch ook van
Thoien en Zuid-Beveland.
Bijdragen uit Zeeland verschenen onder meer van de hand van P. Geill, C. Holle-
stelle, G.D. van Oosten, J.J. Polderman, P. van Rees en F.W.O. Wiskerke.
Hiervan was Hollestelle de meest regelmatige en produktieve medewerker; zijn
overlijden in 1936 betekende meteen een flinke reductie van de Zeeuwse bijdra
gen. Na 1939 is het experiment niet meer herhaald; West-Brabant kreeg in 1941
een nieuw jaarboek, uitgegeven door de geschiedkundige kring te Roosendaal. In
1975 is het jaarboek voor beide Bevelanden voor het eerst verschenen.
Moge deze korte bijdrage een eerste aanzet zijn tot verdere studie over de histori
sche betrekkingen tussen deze naburige landsdelen.
92