DE HERLEVING VAN DE STADS- EN LANDPAROCHIE VAN TER GOES,
1 april 1615.
door Drs. J.M. Roof.
De geschiedschrijving van de katholieken op Zuid-Beveland vertoont nog merkwaardige hiaten.
De katholieke enclave in de Zak van Zuid-Beveland is op zich al een verschijnsel dat om aan
dacht vraagt, vooral ook omdat deze aaneengesloten concentratie slechts geleidelijk tot stand
kwam. Dit laatste vindt zijn oorzaak in het feit dat de protestantisering van Zuid-Beveland ge
heel anders en zeker veel later plaats had dan zulks bijvoorbeeld op Walcheren het geval was.
De komst van de eerste, weer officiëel-benoemde pastoor voor stad en land van Ter Goes - op
1 april 1615 - kan men zeker achteraf zien als een mijlpaal in het kerkelijk leven, en niet min
der als een kentering in het groepsgebeuren van de katholieke Zeeuwen in Zuid-Beveland.
Het voorspel.
Bijna 40 jaren waren verlopen sinds op Zuid-Beveland de katholieke eredienst wettelijk verbo
den was. De datum, waarop dit geschiedde, was 26 oktober 1578. 1) Op een enkele uitzonde
ring na, waren Goes en Zuid-Beveland toen nog geheel katholiek. Slechts onder bedreiging en
met gruwelijke voorbeelden van elders voor ogen (zoals men o.a. in het nabije Gent in die da
gen kon zien) 2), gaf de Goese Magistraat gehoor aan de eis om de grote stadskerk af te staan
aan een handvol vreemdelingen uit Walcheren.
Wat er met de toenmalige stadspastoor Bouwen Jansse en diens kapelaan Jacob Franken ge
beurd is, staat nergens vermeld. 3) Wellicht zijn zij tijdelijk ondergedoken of hebben zij hun
heil gezocht in zuidelijker streken met de hoop op betere tijden en de mogelijkheid tot terug
keer. Zij kregen slechts toestemming om in Goes of Beveland te blijven wonen als zij hun
priesterlijk werk staakten.
Hiaten in de zielzorg en zoeken naar nieuwe vormen
In de veertig jaar die volgden, waren er oorspronkelijk slechts wat ondergedoken pastoors
(minstens 13) van de oude bedéling, die nu en dan de sacramenten in het geheim toedienden
en de bewoners bijstonden in hun trouw aan het katholieke geloof. 4) Deze generatie van vóór-
refonnatorische priesters stierf van lieverlee uit. Eerst zeer langzaam heeft de kerkelijke
hiërarchie zich gerealiseerd, dat hier een blijvende toestand ontstaan was. Er was als het ware
een ijzeren gordijn gevallen tussen de noordelijke en zuidelijke provincies van de toenmalige
Nederlanden
De benoemd bisschop van Zeeland, Jan van Strijen ontplooide weliswaar na zijn gedwongen
vlucht (door de overgave van Middelburg in 1574) grote activiteit op allerlei terreinen, maar
met zijn eigen diocees of gelovigen had hij geen directe bemoeienis meer.
Daar de hele kerkelijke ordening uit Zeeland was weggevaagd en er onder andere geen sprake
meer was van normaal-omschreven en aan grenzen gebonden pastoorsfuncties, had Jan van
Strijen vanuit Rome toestemming gekregen om zijn priesters mobiel te maken. De mogelijk
heid hiertoe werd verleend doordat de weinige overgebleven priesters binnen Zeeland gebruik
mochten maken van een zogenaamd draagbaar altaar en ze uitgebreide volmachten kregen in
zake de sacramentsbediening. (3 febr. 1581). 5)
Ondertussen was ook in de noordelijker provincies een soortgelijke aanzet tot missionerende
127