wees, die te Goes stierf op een missietocht (1606). 13) Van de drie genoemde instanties: Bisschop de Rodoan, als adminstrator van Zeeland, de Jezu- ieten en de noordelijke Missie had niemand voldoende priesters. Ofschoon zij alle drie vol machten hadden voor de zielzorg in Zeeland, bleef het uiteindelijk onduidelijk wie van de drie nu de werkelijke verplichting had om Zeeland in deze regelmatig te voorzien. Het initiatief om tot een definitieve verzorging te komen is dan ook uitgegaan van de Goese burgers zelf. Het leek of het pas gesloten bestand daartoe eindelijk de kans bood. De toestand van Beveland bij het begin van de bestandsperiode In 1609 werd het 12-jarige Bestand gesloten. Aan beide zijden van de demarkatielijn trachtte men de posities te consolideren. Zuid-Beveland had voortdurend tegen de frontlijn aan gelegen, en men herademde er even om de schade hiervan op te nemen. Vooral de Oost- en Zuidrand van het eiland had verschrikkelijk geleden. Veel huizen en hoeven waren vernietigd en halve dorpen stonden leeg of werden bewoond door slechts verouderde en verpauperde achterblij vers. Dit alles als gevolg van de vele anti-Staatse invallen of dreigingen van de "overkant" van de Schelde. 14) Bij het begin van het Bestand waren er echter nog maar weinig werkelijk gereformeerden op Zuid-Beveland. In 1609 (dus dertig jaar na de protestantisering) waren er nog niet meer dan drie hervormde Regenten in het Goese Kollegie van de Wet. Deze drie verzochten of voortaan minstens één van de beide burgemeesters en de helft der schepenen van de nieuwe godsdienst mochten zijn. Maar dit werd tegengegaan. 15) Niettemin deed zich in 1612 nog weer eens een rel voor bij de benoeming van David van der Nisse tot burgemeester van Goes. De bekende predikanten Lansbergen verzetten zich openlijk vanaf de kansel tegen die verkie zing, omdat van der Nisse behoorde tot de roomsgezinde partij, die trouwens een zeer grote aanhang had. 16) Zelfs de Goese baljuw Michiel van Baarland stond (terecht) onder soortgelij ke verdenking. 17) Genoemd verzet mislukte, maar herhaalde zich een jaar later toen Soetwa- ter tot burgemeester werd gekozen. 18) Ook zonder succes. Inzake burgerlijke functies was men ter plaatse toen nog autonoom genoeg om niet onder de kerkelijke druk te bezwijken. Toch was de situatie allerwege zo, dat velen het eiland verlieten. De kans die het Bestand bood, benutte men om van hier weg te trekken, hoofdzakelijk naar het Hulster Ambacht, waar men in de verlaten polders met open armen ontvangen werd. De uitoefening van de katholieke godsdienst was daar heel wat gemakkelijker. 19) Anderzijds vestigden zich voor en tijdens het Bestand veel Zuidnederlandse hervormingsgezin- den in Goes en de omliggende dorpen, zoals te zien is in de lidmaatboeken van de hervormde kerk en in de verschillende Poorterboeken. In de periode 1589-1640 ontving Goes op die wij ze 130 Vlaamse gezinnen die het poorterrecht verkregen. 20) Van de Bevelandse landadel hadden reeds velen hun heil in zuidelijker streken gezocht daar zij onder het Nieuwe Bewind geen levenskansen kregen. 21) Ook tijdens het Bestand werd hun verzoek op rechtsherstel inzake verlaten bezittingen meestal afgewezen. Hierdoor werd hun vertrek, dat aanvankelijk een provisorisch karakter had, definitief gemaakt. 22) Door al deze migraties over en weer van de demarkatielijn, had er op Zuid-Beveland een ware transfusie plaats onder de bevolking. Slechts een deel van de autochtone bewoners bleef (zo niet in getal dan toch sociologisch gezien) als een minderheid achter. Door hun vasthouden aan het oude Geloof en hun in vele opzichten rechteloze status waren zij reeds een randgroep aan het worden: bijwoners in hun eigen geboorteland. 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1979 | | pagina 131